ECLI:NL:GHSGR:2008:BD3015

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.011.993-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mos-Verstraten
  • B. Bouritius
  • P. Punselie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening goedkeuring gematigd defensief beleggingsplan in het kader van onderbewindstelling

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, gaat het om de verlening van goedkeuring voor een gematigd defensief beleggingsplan in het kader van een onderbewindstelling. De zaak betreft een hoger beroep van de bewindvoerder, die in eerste instantie een beschikking had aangevraagd bij de kantonrechter. De bewindvoerder had op 20 februari 2008 een tussenbeschikking ontvangen van het hof, waarin hij werd uitgenodigd om een goed onderbouwd beleggingsplan voor te leggen. Op 21 maart 2008 verleende de kantonrechter te Rotterdam machtiging voor het beleggingsplan, maar het hof oordeelde dat deze machtiging niet voldeed aan de aanbevelingen voor meerderjarigenbewind, omdat de kantonrechter niet zelf goedkeuring verleende.

Het hof concludeerde dat de bewindvoerder met de machtiging van de kantonrechter in materieel opzicht in de juiste positie verkeerde, maar dat de beschikking van 21 maart 2008 niet terugwerkende kracht had tot de datum van de eerdere beschikking. Dit leidde tot de conclusie dat de bewindvoerder in de periode van 16 juli 2007 tot 21 maart 2008 niet buiten de grenzen van de verleende machtiging had gehandeld. Daarom vernietigde het hof de bestreden beschikking met ingang van 21 maart 2008, maar bekrachtigde deze voor het overige. De beslissing werd genomen op 21 mei 2008, waarbij de rechters Mos-Verstraten, Bouritius en Punselie betrokken waren, met mr. Wijkstra als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 21 mei 2008
Rekestnummer : 1428-D-07
Rekestnr. rechtbank : BM VERZ 07-660
Zaaknummer : 105.011.993/01
1. [appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
en
2. [rechthebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de rechthebbende,
procureur mr. L.Ph.J. baron van Utenhove.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats], gemeente [woonplaats],
hierna te noemen: de broer van de rechthebbende.
HET VERDERE PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 20 februari 2008, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Bij beschikking van 20 februari 2008 heeft het hof de bewindvoerder in de gelegenheid gesteld om vóór zaterdag 29 maart 2008 een nieuwe beslissing van de kantonrechter, zoals omschreven in rechtsoverweging 9 van die beschikking, bij het hof in het geding te brengen. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
Op 27 maart 2008 is bij het hof ingekomen een brief van de procureur van de bewindvoerder met als bijlage een afschrift van de beschikking van 21 maart 2008 van de rechtbank te Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam.
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
Bij zijn tussenbeschikking van 20 februari 2008 heeft het hof de bewindvoerder in de gelegenheid gesteld alsnog, onder verwijzing naar de "Aanbevelingen meerderjarigenbewind", schriftelijk en onderbouwd met bescheiden, een hooguit gematigd defensief beleggingsplan ter goedkeuring aan de kantonrechter voor te leggen.
Blijkens de bij de brief van 26 maart 2008 gevoegde stukken heeft de kantonrechter te Rotterdam op verzoek van de bewindvoerder bij beschikking van 21 maart 2008 machtiging verleend tot goedkeuring van het aan die beschikking gehechte gematigd defensief beleggingsplan. Ofschoon de beslissing "machtiging tot goedkeuring" niet beantwoordt aan de in onderdeel B punt 5 van meergenoemde aanbevelingen voorziene situatie, nu er daarin immers van wordt uitgegaan dat de kantonrechter zelf goedkeuring verleent en zich er niet toe beperkt daartoe te machtigen, is het hof van oordeel dat de bewindvoerder met de van de kantonrechter verkregen beslissing thans met ingang van de datum van die beschikking materieel in de positie verkeert welke het hof in het belang van de deugdelijke uitvoering van de bewindvoering met zijn tussenbeschikking heeft beoogd.
Voor wat betreft de periode die is gelegen tussen de datum waarop de in hoger beroep bestreden beschikking werd gegeven en 21 maart 2008 is het hof echter van oordeel dat de beschikking van 21 maart 2008 onvoldoende dekking biedt. Uit die beschikking blijkt immers niet dat deze terugwerkt tot de datum waarop de bij de bestreden beschikking verleende machtiging inging, hetgeen ook niet in de rede ligt, nu het onderhavige beleggingsplan is gedateerd 4 maart 2008. Nu gesteld noch gebleken is dat de bewindvoerder bij zijn in die hoedanigheid verrichte beleggingsactiviteiten in de periode van 16 juli 2007 tot 21 maart 2008 de grenzen van de bij de bestreden beschikking verleende doorlopende machtiging feitelijk heeft overschreden, zal het hof uit praktische overwegingen de bestreden beschikking vernietigen met ingang van 21 maart 2008 en voor het overige bekrachtigen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking met ingang van 21 maart 2008;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mos-Verstraten, Bouritius en Punselie, bijgestaan door mr. Wijkstra als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2008.