ECLI:NL:GHSGR:2008:BF1266
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Th.W.H.E. Schmitz
- H.P.Ch. van Dijk
- R. van der Vlist
- Rechtspraak.nl
Uitleg testament en de gevolgen voor de erfgenamen
In deze zaak gaat het om de uitleg van een testament van [De Dochter], die op 18 oktober 1997 is overleden. In haar testament benoemt zij haar moeder, [De Moeder], tot enig erfgename, met specifieke wensen omtrent de voortzetting van haar woning met pension. De zaak is aanhangig gemaakt door [Appellante], die als nicht van [De Dochter] en huurder van het pension, vorderingen heeft ingesteld tegen [De Moeder]. De kern van het geschil betreft de uitleg van de wensen in het testament, met name of [De Moeder] verplicht is om het pension eerst aan [Appellante] aan te bieden bij verkoop, en of de huurovereenkomst die tussen hen is gesloten, invloed heeft op deze verplichtingen. Het hof oordeelt dat de wensen van [De Dochter] in het testament primair gericht zijn op de zorg voor haar moeder, en dat [De Moeder] de vrijheid heeft om te beslissen over de verhuur of verkoop van het pand. De last/wens die aan de aanvaarding van de nalatenschap is verbonden, is niet van blijvende aard en houdt geen verplichting in voor [De Moeder] om het pand aan [Appellante] aan te bieden. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van [Appellante] af, waarbij [Appellante] wordt veroordeeld in de proceskosten van [De Moeder].