ECLI:NL:GHSGR:2008:BF3985
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Geldvordering in kort geding; spoedeisend belang
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat door [appellant] is ingesteld tegen zijn voormalige advocaat [advocaat]. De zaak is ontstaan uit een vordering van [appellant] op basis van een beroepsfout die door [advocaat] zou zijn gemaakt. [appellant] vordert een voorschot op de schadevergoeding die hij als gevolg van deze beroepsfout zou hebben geleden. De rechtbank Dordrecht heeft de vordering van [appellant] afgewezen, zowel vanwege het ontbreken van spoedeisend belang als op inhoudelijke gronden.
Bij dagvaarding van 1 november 2004 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 7 oktober 2004. In de memorie van grieven, ingediend op 3 april 2008, heeft [appellant] elf grieven aangevoerd, waarbij grief IX ontbreekt. [advocaat] heeft gereageerd met een memorie houdende prealabel verweer, waarin zij stelt dat [appellant] geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank de feiten correct heeft vastgesteld en dat er geen grieven tegen deze feiten zijn ingediend. Het hof oordeelt dat voor toewijzing van een geldvordering in kort geding vereist is dat er sprake is van onverwijlde spoed. Het hof concludeert dat [appellant] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij het gevraagde voorschot. De enkele leeftijd van [appellant] en de financiële problemen zijn niet voldoende om aan te nemen dat er sprake is van spoedeisend belang.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep. De overige grieven van [appellant] behoeven geen bespreking, aangezien het hoger beroep reeds op deze grond niet kan slagen. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 september 2008.