ECLI:NL:GHSGR:2009:BH6983
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Th.W.H.E. Schmitz
- M.C.M. van Dijk
- A.G. Beets
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil over bedrijfsruimte en opvolgend huurder
In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen [De huurder] en [De verhuurder] betreffende een bedrijfsruimte. De huurovereenkomst, die op 1 april 2001 inging, was aangegaan voor een periode van vijf jaar en zou na afloop automatisch verlengd worden. [De verhuurder] vorderde in conventie de betaling van achterstallige huurpenningen en gebruikslasten, terwijl [De huurder] in reconventie een bedrag van € 1.500,-- vorderde wegens achtergebleven goederen in het gehuurde. De kantonrechter heeft de vordering van [De verhuurder] toegewezen, maar het reconventionele verzoek van [De huurder] afgewezen.
In hoger beroep heeft [De huurder] grieven ingediend, onder andere met betrekking tot de beëindiging van de huurovereenkomst. [De huurder] stelde dat hij met de makelaar [X] had afgesproken dat hij de huurovereenkomst tussentijds mocht opzeggen, mits hij een opvolgend huurder zou vinden. Het hof oordeelde dat [De verhuurder] niet gemotiveerd had betwist dat [X] bevoegd was om namens hem op te treden en dat [De huurder] tijdig een opvolgend huurder had gevonden. Het hof gaf [De huurder] de gelegenheid om bewijs te leveren van de gemaakte afspraken.
Daarnaast werd de vraag behandeld of [De huurder] de huurovereenkomst daadwerkelijk tussentijds had opgezegd en of hij recht had op vergoeding voor de achtergebleven goederen. Het hof concludeerde dat er geen bewijs was dat [De verhuurder] onrechtmatig had gehandeld en dat de grieven van [De huurder] faalden. Het hof gelastte een comparitie van partijen om verdere inlichtingen te verkrijgen en een schikking te beproeven. De uitspraak werd gedaan op 17 februari 2009.