ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ4998

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.007.021/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijdrage in kosten van verzorging en opvoeding minderjarigen; onvoldoende inzicht in financiële positie alimentatieplichtige

In deze zaak gaat het om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van drie minderjarige kinderen, waarbij de vader in hoger beroep is gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J. van Steensel, betwist de hoogte van de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie van € 300,- per maand per kind. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Bingöl, verzoekt het hof om de vader in zijn appel niet-ontvankelijk te verklaren of zijn verzoek af te wijzen.

De vader heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn financiële situatie niet toereikend is om de vastgestelde bijdrage te voldoen. Hij is medeaandeelhouder van een onderneming, [A. BV], met een omzet tussen de 5 en 6 miljoen euro, maar stelt dat zijn inkomen uit deze onderneming laag is. Het hof oordeelt dat de vader onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële positie, met name door geen jaarstukken van [A. BV] over te leggen. Het hof concludeert dat de vader in redelijkheid had kunnen worden verwacht dat hij meer informatie zou verstrekken over zijn financiële situatie.

De moeder heeft betwist dat de vader slechts een netto inkomen van € 1.500,00 per maand heeft en stelt dat hij meer middelen tot zijn beschikking heeft dan hij aangeeft. Het hof oordeelt dat de vader onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij niet in staat is om de alimentatie te betalen. Gezien de omstandigheden en de financiële gegevens van de vader, besluit het hof de eerdere beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij de vader verplicht blijft om de vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen te betalen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 25 februari 2009
Zaaknummer : 200.007.021.01
Rekestnr. rechtbank : 07-3731
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A.J. van Steensel,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. K. Bingöl.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 20 mei 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 26 februari 2008 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De moeder heeft op 8 augustus 2008 een verweerschrift ingediend. In de kop van haar verweerschrift vermeldt zij dat er tevens incidenteel appel wordt ingesteld. Uit de toelichting volgt niet dat er door de moeder incidenteel appel is ingesteld.
Bij brief van 23 september 2008 heeft de advocaat van de vader het hof bericht dat het verweer van de moeder geen grond bevat voor het indienen van een verweerschrift in incidenteel appel.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 30 juni 2008 en op 9 december 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 9 december 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 18 december 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadsman van de vader onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
1. Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad - de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de drie minderjarige kinderen van partijen bepaald op € 300,- per maand per kind, met ingang van de datum van deze beschikking, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
2. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
Algemeen
3. In geschil is de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: kinderalimentatie) voor de minderjarigen:
- [minderjarige I] geboren [in 1996] te [geboorteplaats],
- [minderjarige II], geboren [in 2000] te [geboorteplaats], en
- [minderjarige III], geboren [in 2003] te [geboorteplaats],
gezamenlijk verder: de minderjarigen.
De minderjarigen verblijven bij de moeder.
4. De vader verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans het verzoek van de moeder af te wijzen, dan wel de bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van der partijen kinderen in goede justitie te bepalen.
5. De moeder bestrijdt zijn beroep en verzoekt het hof om de vader in zijn appel niet-ontvankelijk te verklaren dan wel zijn verzoek af te wijzen.
Fouten in eerste aanleg
6. In grief 1 richt de vader zich tegen fouten die in eerste aanleg zijn gemaakt. De vader heeft zijn grief ingetrokken aangezien hij in appel zijn mogelijke fouten kan herstellen.
Behoefte van de minderjarigen
7. Ter zitting heeft de vader zijn beroepschrift aangevuld en wel in die zin, dat de minderjarigen geen behoefte hebben aan een bijdrage van € 300,00 per maand per kind. De vader is van mening dat de moeder in het verzoekschrift in eerste aanleg de behoefte van de minderjarige niet heeft onderbouwd. Om vorenstaande reden dient het verzoek van de moeder te worden afgewezen.
8. De moeder heeft bezwaar gemaakt tegen het feit dat de vader eerst ter zitting de behoefte van de kinderen aan de orde stelt. De moeder stelt dat zij zich op het behoefte verweer niet heeft kunnen voorbereiden.
9. Het hof overweegt als volgt. In zijn beroepschrift richt de vader geen grief tegen de behoefte van de minderjarigen. In zijn toelichting op grief 2 stelt de vader uitsluitend zijn draagkracht aan de orde. Het hof is van oordeel dat de moeder in haar verdediging is geschaad, nu de vader eerst ter zitting de hoogte van de behoefte van de minderjarige aan de orde stelt. De moeder heeft zich door de wijze van procederen van de vader niet op een correcte wijze kunnen verdedigen, hetgeen voor rekening en risico komt van de vader. Voor de behoefte van de minderjarige gaat het hof uit van een bedrag van € 300,00 per maand per kind.
Draagkracht van de vader
10. De vader is van mening dat de door de rechtbank bepaalde bijdrage niet in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven en voert daartoe aan dat zijn draagkracht niet toereikend is om de door de rechtbank vastgestelde bijdrage te kunnen voldoen.
11. De vader is medeaandeelhouder van [A. BV]. De andere aandeelhouder is de broer van de vader. De aandelen in [A. BV] zijn drie jaar geleden aangekocht voor een bedrag van € 2.000.000,00. De aankoop van de aandelen [A. BV] is volledig door de bank gefinancierd. De aard van de onderneming is een soort Sligro/Makro. De omzet van de [A. BV] bedraagt tussen de 5 en 6 miljoen euro per jaar. De winstmarges van [A. BV] bedragen tussen de 8 en 10 % van de omzet. Er is volgens de vader een verlies geleden binnen [A. BV] aangezien er een diefstal is gepleegd door de voormalige boekhouder van [A. BV]. Met de diefstal was een bedrag gemoeid van € 300.000,00. De Fortis Bank heeft een extra lening verstrekt om een faillissement van [A. BV] te voorkomen.
12. De vader is in dienst bij [A. BV]. Gezien de financiële positie van [A. BV] is het salaris van de vader bij [A. BV] naar beneden bijgesteld. Door de vader is gesteld dat hij een netto inkomen uit dienstbetrekking heeft van € 1.500,00 per maand. Daarnaast geniet de vader nog een inkomen uit een eenmanszaak (speelautomaten) van € 2.000,00 per jaar.
13. Uit zijn inkomen dient de vader de navolgende maandelijkse lasten te voldoen:
­ huur ad € 544,00;
­ lening ABN AMRO ad € 272,27;
­ lening IBG ad € 53,87;
­ ziektekosten ad € 122,90.
14. Door moeder wordt betwist dat de vader slechts een inkomen geniet van € 1.500,00 netto per maand. De moeder vindt het verhaal van de vader niet geloofwaardig. Door de moeder wordt betwist dat er een diefstal binnen [A. BV] is gepleegd waarmee een bedrag is gemoeid van € 300.000,00. Volgens de moeder kan de onderneming het mogelijke verlies snel inlopen. Voorts heeft de moeder gesteld dat de vader inkomsten heeft uit de speelautomatenhandel. In de praktijk geeft de vader aan de moeder extra geld. De vader heeft deze maand de extra kosten van de kleding van de kinderen vergoed. De vader kan over meer inkomen beschikken dan hij zelf stelt.
15. Het hof overweegt als volgt. Uit de jaaropgave 2007 van de vader volgt dat hij bij [A. BV] een inkomen geniet van € 38.828,00. Vaststaat dat de vader medeaandeelhouder is van [A. BV], zijnde een onderneming met een omzet van tussen de 5 en 6 miljoen euro. De winstmarges van [A. BV] zijn volgens de vader tussen de 8 en 10 % van de omzet.
Het hof is van oordeel dat van de vader in redelijkheid had mogen worden verwacht dat hij de jaarstukken van [A. BV] in het geding had gebracht ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij niet meer geld aan deze onderneming kan onttrekken ten behoeve van zijn draagkracht. Gezien de omvang van [A. BV], en de prijs waarvoor de aandelen [A. BV] zijn gekocht, is het inkomen dat de vader geniet uit [A. BV] opmerkelijk laag te noemen. De vader heeft op geen enkele wijze met schriftelijke bewijzen onderbouwd dat de financiële positie van [A. BV] slecht is.
16. Uit de aangifte inkomstenbelasting van de vader (met betrekking tot het jaar 2006) volgt dat er een ondernemingsvermogen was van € 93.576,00. Het hof gaat er van uit dat dit ondernemingsvermogen betrekking heeft op de speelautomatenhandel van de vader. Voormeld ondernemingsvermogen heeft het hof niet kunnen terug vinden in de summiere financiële gegevens over het jaar 2007.
17. Gezien het gemotiveerde standpunt van de moeder dat de vader meer inkomsten heeft dan dat hij vermeldt in zijn hoger beroepschrift had het op de weg van de vader gelegen om op een gedegen wijze inzicht te verschaffen in zijn financiële positie. Het hof is van oordeel dat de vader onvoldoende inzicht heeft verschaft in zijn draagkracht hetgeen voor zijn rekening en risico dient te komen. Het hof gaat er van uit dat de vader over voldoende middelen kan beschikken om de onderhoudsbijdragen voor zijn minderjarige kinderen te kunnen voldoen.
18. Mitsdien dient de bestreden beschikking te worden bekrachtigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, van Dijk en van der Zanden, bijgestaan door mr. M.I. van Drunick als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2009.