ECLI:NL:GHSGR:2009:BL0306

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.026.710-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhaalsbijdrage en de toepassing van de voorrangsregel voor kinderalimentatie na 1 maart 2009

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 16 december 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verhaalsbijdrage die de man aan de gemeente verschuldigd is. De man was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 november 2008. De zaak betreft de kosten van bijstand die aan de vrouw zijn verleend, mede ten behoeve van hun minderjarige kind. De man was verplicht om een verhaalsbijdrage te betalen, die in de beschikking was vastgesteld op € 14.160,-, met een aflossingsverplichting van € 150,- per maand. Het hof heeft de eerste grief van de man verworpen, waarin hij stelde dat de oproeping van de rechtbank hem niet had bereikt. Het hof oordeelde dat aan de wettelijke vereisten was voldaan en dat de man zijn stellingen niet had onderbouwd.

De uitspraak behandelt de toepassing van de nieuwe wetgeving die op 1 maart 2009 in werking is getreden, welke een voorrangsregeling voor kinderalimentatie introduceert. Het hof heeft de draagkracht van de man beoordeeld aan de hand van deze wetgeving en verschillende perioden onderscheiden voor de vaststelling van de verhaalsbijdrage. Voor de periode van 1 november 2008 tot 1 maart 2009 is de verhaalsbijdrage vastgesteld op € 200,- per maand, voor de periode van 1 maart 2009 tot 3 augustus 2009 op € 415,- per maand, en met ingang van 3 augustus 2009 op nihil. Het hof heeft de bestreden beschikking gedeeltelijk vernietigd en de verhaalsbijdrage aangepast, waarbij het belang van de minderjarige voorop stond. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 16 december 2009
Zaaknummer : 200.026.710.01
Rekestnr. rechtbank : 08-6159
[De man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J.W. Munk te Wezep,
tegen
de GEMEENTE [naam plaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gemeente,
gemachtigde: A.C. Nieuwland.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 24 februari 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 25 november 2008 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.
De gemeente heeft op 4 juni 2009 een verweerschrift en op 8 september 2009 een aanvullend verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 20 augustus 2009, 1 september 2009 en 27 oktober 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de gemeente zijn bij het hof op 10 september 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Op 30 oktober 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, en namens de gemeente de gemachtigde. De verschenen betrokkenen hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij (en met ingang van de datum van) die beschikking is:
- het verhaalsbedrag dat de man ten aanzien van de over de periode van 1 augustus 2006 tot 31 juli 2008 gemaakte kosten van bijstand, verleend aan [de vrouw], mede ten behoeve van zijn minderjarige kind [naam minderjarige], geboren [in] 1994 te [woonplaats], hierna de minderjarige, aan de gemeente verschuldigd is, vastgesteld op € 14.160,-;
- vastgesteld dat de man voormelde schuld met € 150,- per maand dient af te lossen, zulks totdat die schuld zal zijn voldaan en dat de – resterende – schuld terstond opeisbaar zal zijn zodra hij deze aflossingsverplichting niet nakomt;
- het bedrag dat de man ten aanzien van verhaal van de kosten van bijstand verleend aan [de vrouw], mede ten behoeve van zijn minderjarige kind, met ingang van 1 augustus 2008 aan de gemeente dient te betalen, vastgesteld op € 590,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, zolang en voor zover die bijstandsverlening aan [de vrouw], mede ten behoeve van de minderjarige voortduurt.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de omvang van de verhaalsbijdrage ten laste van de man.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de gemeente in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans de gemeente haar verzoek te ontzeggen. Voorts verzoekt de man de verhaalsbijdrage ten behoeve van de minderjarige op nihil te bepalen.
3. De gemeente bestrijdt zijn beroep en verzoekt de verhaalsbijdrage vooralsnog onverkort te handhaven conform de uitspraak van 25 november 2008 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
4. Het hof passeert de eerste grief van de man, waarin hij zich beroept op het ontbreken in de bestreden beschikking van de inhoudsvereisten als bedoeld in artikel 287 lid 1 juncto artikel 230 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en waarin hij stelt dat de oproeping van de rechtbank hem niet heeft bereikt, zodat de zaak terugverwezen dient te worden naar de rechtbank teneinde alsnog verweer in twee instanties te kunnen voeren.
Nog afgezien van het feit dat de gemeente de stellingen van de man gemotiveerd heeft betwist is het hof van oordeel dat (ook ten aanzien van de oproeping van de man) aan de in de wet gestelde vereisten is voldaan. Bovendien heeft de man zich ter zitting van het hof niet (langer) tegen het verweer van de gemeente verzet, noch zijn stellingen nader toegelicht, zodat de eerste grief van de man geen doel treft.
5. Op 1 maart 2009 is in werking getreden de Wet van 27 november 2008 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding; Stb. 2008, 500). Nu daarin overgangsrechtelijke bepalingen ontbreken, heeft de wet onmiddellijke werking.
6. In deze wet is een voorrangsregeling voor kinderalimentatie opgenomen. In artikel 1:400 lid 1 BW is - onder meer, en voor zover hier van belang - bepaald dat, indien een persoon verplicht is levensonderhoud te verstrekken aan twee of meer personen en zijn draagkracht onvoldoende is om dit volledig aan allen te verschaffen, zijn kinderen die de leeftijd van een en twintig jaren nog niet hebben bereikt, voorrang boven alle andere onderhoudsgerechtigden hebben.
7. Partijen hebben zich ter zitting in hoger beroep uitgelaten over de toepasselijkheid van deze nieuwe wetgeving, waarbij zij hebben verklaard dat de nieuwe wetgeving per 1 maart 2009 van toepassing is, zodat het hof vanaf deze datum de voorrangsregeling zal toepassen en de draagkracht van de man zal beoordelen aan de hand van deze wetgeving. Uitgegaan moet daarom worden van de bijstandsnorm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 70. Het hof zal, gelet hierop, alsmede gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting, de volgende perioden onderscheiden:
- 1 augustus 2006 tot 1 november 2008;
- 1 november 2008 tot 1 maart 2009
- 1 maart 2009 tot 3 augustus 2009 en
- vanaf 3 augustus 2009.
Periode 1 augustus 2006 tot 1 november 2008.
8. Met betrekking tot deze periode stelt de man dat hij niet tot nauwelijks over justificatoire bescheiden beschikt omdat hij een instabiel leven heeft geleid. Bij brief van 19 augustus 2009 heeft de advocaat van de man medegedeeld dat over de periode tot 1 november 2008 geen draagkrachtberekening kan worden gemaakt omdat de door de man geleverde gegevens incompleet zijn en niet sporen met de door de gemeente overgelegde gegevens. Ter zitting van het hof heeft de man clementie van de gemeente bepleit.
9. Onweersproken is gebleven dat de man in de periode van 1 augustus 2006 tot 1 november 2008 een instabiel leven heeft geleid. Dat neemt echter niet weg dat de man naar het oordeel van het hof bewijs dient te leveren van zijn stelling dat hij in die periode geen draagkracht had om een verhaalsbijdrage te voldoen. Nu de man heeft verzuimd dan wel niet in staat is om deugdelijke gegevens met betrekking tot zijn inkomen en maandelijkse lasten over voornoemde periode over te leggen, hij ter zitting heeft erkend dat hij de vorderingen van de gemeente over het verleden niet kan tegenspreken en de gemeente ter zitting van het hof heeft medegedeeld moeite te hebben met het verlenen van clementie, omdat de man pas voor het eerst na een bericht van de deurwaarder is gaan reageren, heeft het hof geen andere keuze dan de vorderingen van de gemeente die zien op deze periode, toe te wijzen.
Periode 1 november 2008 tot 1 maart 2009.
10. Bij het vaststellen van de draagkracht van de man neemt het hof voor deze periode de door de man overgelegde draagkrachtberekening (productie u bij brief van 19 augustus 2009) als uitgangspunt. Weliswaar heeft de gemeente gesteld dat de Suwinetgegevens over de periode 1 september 2008 tot en met 31 december 2008 mogelijk niet compleet zijn, maar het hof acht een inkomen van de man en zijn partner in die periode van in totaal € 43.762,- bruto per jaar alleszins aannemelijk. Voorts is in die berekening opgenomen een inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage Zorgverzekering van € 2.233,- per jaar, de op de man en zijn partner toepasselijke heffingskortingen en de gezinsnorm. Voorts heeft de man de volgende maandlasten opgevoerd: € 377,- kale huur, € 179,- premie Zorgverzekeringswet, hierna: ZVW, € 35,- aanvullende premie ZVW, € 186,- inkomensafhankelijke bijdrage werkgever en € 554,- aflossing schulden. Op de premie ZVW is in mindering gebracht het in de bijstandsnorm begrepen nominale deel. In afwijking van de berekening van de man neemt het hof een gebruikelijk eigen risico van € 13,- per maand in aanmerking alsmede een nominaal deel van € 77,- per maand (tarieven 2008). Voorts heeft de gemeente ter zitting medegedeeld dat rekening mag worden gehouden met de door de man ter zitting gestelde omgangsregeling met [de minderjarige] van één keer per drie weken. De man heeft onweersproken gesteld dat [de minderjarige] ten tijde van de omgang telkens een dag bij hem blijft en dat hij [de minderjarige] haalt en brengt. Gelet op de enkele reisafstand van 150 kilometer, de duur van de omgang en rekening houdend met vakanties zal het hof - omgerekend - € 113,- per maand aan kosten omgangsregeling in aanmerking nemen. Ondanks het feit dat de gemeente het schuldenoverzicht van de man niet bruikbaar acht, acht het hof het in de omstandigheden van dit geval (een aanzienlijke vordering van de gemeente over het verleden en de huidige financiële omstandigheden van de man) redelijk om de schulden van de man wel in aanmerking te nemen. Het hof houdt in zoverre rekening met een bedrag van € 425,- per maand, aangezien uit het schuldenoverzicht van de man (produktie AA. bij brief van 26 oktober 2009) blijkt dat de man niet op elke schuld regulier en met vaste bedragen aflost.
Periode 1 maart 2009 tot 3 augustus 2009
11. Zoals hiervoor reeds is overwogen gaat het hof in deze periode uit van de norm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 70. In afwijking van de in rechtsoverweging 10 genoemde financiële gegevens gaat het hof uitsluitend uit van het inkomen van de man van € 36.948,- bruto per jaar. Omdat is gebleken dat de partner van de man de helft van de maandelijkse huur voor haar rekening neemt (produktie HH bij brief van 26 oktober 2009), laat het hof in zoverre een bedrag van € 190,- per maand ten laste van de draagkracht van de man komen. De overige maandlasten zijn ongewijzigd gebleven. Gelet op de nieuwe wetgeving per 1 maart 2009 hebben de schulden van de man in beginsel geen voorrang op de bijdrage ten behoeve van de minderjarige, doch om dezelfde reden als hierboven genoemd ziet het hof reden om van dat beginsel af te wijken. Het nominale deel ZVW bedraagt conform de tarieven in deze periode € 43,- per maand.
Periode vanaf 3 augustus 2009
12. Omdat de man werkloos is geraakt ontvangt hij met ingang van 3 augustus 2009 gedurende de eerste twee maanden een WW-uitkering van € 108,- bruto per dag en daarna € 101,- bruto per dag, inclusief vakantietoeslag. Het hof neemt voornoemd inkomen in aanmerking en heeft de inkomensafhankelijke bijdrage premie ZVW berekend op € 1.794,- per jaar. Voor het overige zijn de financiële gegevens van de man ten opzichte van de vorige periode niet gewijzigd, zodat het hof deze in aanmerking neemt.
13. Uit dit alles volgt dat de bestreden beschikking met ingang van 1 november 2008 moet worden vernietigd. Het hof zal de door de man aan de gemeente te betalen verhaalsbijdrage in de periode van 1 november 2008 tot 1 maart 2009 op € 200,- per maand bepalen, in de periode van 1 maart 2009 tot 3 augustus 2009 op € 415,- per maand en met ingang van 3 augustus 2009 op nihil. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het de door de man aan de gemeente te betalen verhaalsbijdrage met ingang van 1 november 2008 betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de man aan de gemeente te betalen verhaalsbijdrage:
- in de periode van 1 november 2008 tot 1 maart 2009 op € 200,- per maand;
- in de periode van 1 maart 2009 tot 3 augustus 2009 op € 415,- per maand en
- met ingang van 3 augustus 2009 op nihil;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover voorts aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Dijk, Dusamos en Mertens-de Jong, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2009.