ECLI:NL:GHSGR:2010:4757

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 november 2010
Publicatiedatum
27 april 2013
Zaaknummer
200.008.366-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klantenvergoeding ex artikel 7:442 BW in hoger beroep tussen ICOM TELECOM en T-MOBILE NETHERLANDS B.V.

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om een hoger beroep van ICOM TELECOM, ICOM ELECTRONICS, BELBETER.NL en GSM.TV (hierna: [appellant]) tegen T-MOBILE NETHERLANDS B.V. (hierna: T-Mobile). De zaak betreft een klantenvergoeding op basis van artikel 7:442 BW, waarbij het hof een vervolg gaf aan een eerder tussenarrest van 11 mei 2010. In het tussenarrest werd overwogen dat een berekening van de gederfde relevante provisie noodzakelijk was om tot een billijke vergoeding te komen. Het hof stelde partijen in staat om nadere inlichtingen te verstrekken, waarop beide partijen reageerden met aanvullende stukken.

Het hof beoordeelde de gederfde provisie en kwam tot de conclusie dat het aantal door [appellant] gerealiseerde T-Mobile-abonnementen bij beëindiging van de agentuurovereenkomst 1312 bedroeg. Dit aantal werd gebruikt voor de berekening van de gederfde provisie, waarbij het hof ook rekening hield met reclamevergoedingen en andere extra's die T-Mobile aan [appellant] had betaald. Uiteindelijk oordeelde het hof dat een klantenvergoeding van € 40.200,- billijk was, in tegenstelling tot de eerdere uitspraak van de rechtbank die een vergoeding van € 50.000,- had vastgesteld.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor zover het de hoogte van de vergoeding betrof en veroordeelde T-Mobile om het lagere bedrag van € 40.200,- te betalen, met wettelijke rente vanaf 1 december 2006. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij [appellant] als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het principaal hoger beroep werd veroordeeld. Het arrest werd uitgesproken op 16 november 2010.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector handel
Zaaknummer : 200.008.366/01
Rolnummer rechtbank : 664386/07-10323
arrest van de tweede civiele kamer d.d. 16 november 2010
inzake
[appellant],
h.o.d.n. ICOM TELECOM, ICOM ELECTRONICS, BELBETER.NL en GSM.TV,
wonende te Beverwijk,
appellant in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. L.M. Bruins ('s-Gravenhage),
tegen
T-MOBILE NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: T-Mobile,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt ('s-Gravenhage).

1.De nadere loop van het geding

Het hof heeft in deze zaak op 11 mei 2010 een tussenarrest gewezen (verder te noemen: het tussenarrest). Daarbij zijn partijen in staat gesteld nadere inlichtingen te verstrekken. [appellant] heeft bij akte - met productie - van die gelegenheid gebruik gemaakt. T-Mobile heeft bij akte - eveneens met een productie - gereageerd. Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

2.De nadere beoordeling van het hoger beroep

2.1
In het tussenarrest is onder 2.18 het volgende overwogen:
2.18
Voorshands meent het hof dat een berekening van de gederfde relevante provisie - dat een van de factoren vormt om tot een billijke vergoeding te komen - zou kunnen zijn:
1459 aangebrachte klanten (pleitnota T-Mobile sub 5)
maal 1,08 (pleitnota T-Mobile sub 7) is 1576 abonnementen
gederfde provisie is: [1576] x [nettoprovisie (zie 2.14)] x [verlengingskans (zie 2.15)].
Welk bedrag nog verhoogd zou moeten worden met de gederfde provisie wegens verdere verlengingen, en (een deel van) gederfde andere betalingen van T-Mobile, zoals reclamevergoedingen en extra provisie voor het behalen van bepaalde
targets.
Partijen zullen zich hierover kunnen uitlaten.
2.2
Uit hetgeen [appellant] nader heeft aangevoerd volgt dat het aantal door hem gerealiseerde
T-Mobile-abonnementen bij het beëindigen van de agentuurovereenkomst 1312 bedroeg, waarvan 80 na verlenging. Dit getal van 1312 dient bij de berekening van de gederfde provisie te worden gehanteerd, in de plaats van het in het in het tussenarrest onder 2.18 vermelde getal van 1576.
2.3
Op grond van hetgeen [appellant] onder verwijzing naar een brief van de registeraccountant [betrokkene] van 21 juni 2010 - in zoverre onvoldoende gemotiveerd door T-Mobile weersproken - heeft aangevoerd, dient de onder 2.18 van het tussenarrest bedoelde nettoprovisie te worden gesteld op € 71,12.
2.4
Partijen zijn het er over eens dat 23,26% van de abonnementen van door [appellant] aangebrachte nieuwe klanten van T-Mobile in het verleden is verlengd. Op grond van hetgeen onder 2.8 van het tussenarrest is overwogen, dient in dezen de verlenging van abonnementen van niet door [appellant] aangebrachte klanten buiten beschouwing te worden gelaten. De stelling van [appellant] dat de verlengingskans in de toekomst groter zou zijn geweest dan uit het vermelde historische cijfer blijkt en dat daardoor niet uitsluitend van dat historische cijfer kan worden uitgegaan, is te speculatief van aard om daar de bepaling van de gederfde provisie op te kunnen baseren.
2.5
De gederfde inkomsten uit verdere verlengingen laat het hof buiten beschouwing, omdat zulks de in aanmerking te nemen periode van circa een jaar overschrijdt.
2.6
Vast staat dat T-Mobile aan [appellant] € 60.102,- heeft betaald wegens reclamevergoedingen, bonussen en andere extra's (bijlage bij de brief van [betrokkene], linker kolom). Gesteld noch gebleken is dat deze vergoedingen reeds zijn meegeteld bij de berekening van de hiervoor genoemde nettoprovisie.
In aanmerking nemende dat de effectieve looptijd van de agentuurovereenkomst 39 maanden is geweest en de toekomstige betalingen van dit soort bij voortduren van de agentuurovereenkomst onzeker van aard waren, begroot het hof de desbetreffende inkomensderving, die bij de toepassing van artikel 7:442 BW met provisie gelijk moet worden gesteld, op (€ 60.102,- / 39 x 12) € 18.492, 92 voor een jaar.
2.7
De hiervoor vermelde posten,
(1312 x € 71,12 x 0,2326) = € 21.703,78;
€ 18.492,92,
leveren een totaal bedrag op van € 40.196,70 wegens gederfde provisie.
2.8
Op grond hiervan, hetgeen in het tussenarrest is overwogen en alle overige omstandigheden van het geval, acht het hof betaling door T-Mobile aan [appellant] van een klantenvergoeding als bedoeld in artikel 7:442 BW ter hoogte van € 40.200,- billijk. Aangezien de rechtbank de vergoeding op € 50.000,- had bepaald, dient het bestreden vonnis in zoverre te worden vernietigd.
2.9
Omdat partijen in de eerste instantie beiden deels het gelijk aan hun zijde hadden, is er geen reden om de beslissing dat de desbetreffende proceskosten worden gecompenseerd te vernietigen. Grief XI van [appellant] faalt.
2.1
In het principaal hoger beroep zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld. De kosten van het incidenteel hoger beroep - waarin partijen elk deels in het ongelijk zijn gesteld - zullen worden gecompenseerd.

3.Beslissing

Het hof,
in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover daarin is beslist: "Veroordeelt T-Mobile om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellant] te betalen een bedrag van € 50.000,00, met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW over dat bedrag vanaf 1 december 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;";
in zoverre opnieuw recht doende:
veroordeelt T-Mobile om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellant] te betalen een bedrag van € 40.200,00, met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW over dat bedrag vanaf
1 december 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
bekrachtigt het vonnis voor het overige;
wijst af het door [appellant] in hoger beroep meer of anders dan in eerste aanleg gevorderde;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het principaal hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van T-Mobile worden bepaald op € 254,00 aan verschotten en € 9.843,- (tarief VI, 1 punt en - na vermindering van eis - tarief V, 2,5 punt) aan salaris voor de advocaat;
compenseert de kosten van het incidenteel hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de veroordelingen betreft.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H.W. de Planque, J.E.H.M. Pinckaers en
C.M. Grundmann-van de Krol, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 november 2010 in aanwezigheid van de griffier.