In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om een hoger beroep van ICOM TELECOM, ICOM ELECTRONICS, BELBETER.NL en GSM.TV (hierna: [appellant]) tegen T-MOBILE NETHERLANDS B.V. (hierna: T-Mobile). De zaak betreft een klantenvergoeding op basis van artikel 7:442 BW, waarbij het hof een vervolg gaf aan een eerder tussenarrest van 11 mei 2010. In het tussenarrest werd overwogen dat een berekening van de gederfde relevante provisie noodzakelijk was om tot een billijke vergoeding te komen. Het hof stelde partijen in staat om nadere inlichtingen te verstrekken, waarop beide partijen reageerden met aanvullende stukken.
Het hof beoordeelde de gederfde provisie en kwam tot de conclusie dat het aantal door [appellant] gerealiseerde T-Mobile-abonnementen bij beëindiging van de agentuurovereenkomst 1312 bedroeg. Dit aantal werd gebruikt voor de berekening van de gederfde provisie, waarbij het hof ook rekening hield met reclamevergoedingen en andere extra's die T-Mobile aan [appellant] had betaald. Uiteindelijk oordeelde het hof dat een klantenvergoeding van € 40.200,- billijk was, in tegenstelling tot de eerdere uitspraak van de rechtbank die een vergoeding van € 50.000,- had vastgesteld.
Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor zover het de hoogte van de vergoeding betrof en veroordeelde T-Mobile om het lagere bedrag van € 40.200,- te betalen, met wettelijke rente vanaf 1 december 2006. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij [appellant] als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het principaal hoger beroep werd veroordeeld. Het arrest werd uitgesproken op 16 november 2010.