ECLI:NL:GHSGR:2010:BM2545

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.018.443-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en schadevergoeding voor illegaal energieverbruik

In deze zaak heeft Eneco Services B.V., rechtsopvolgster van Eneco Energie Services B.V., in haar hoedanigheid als lasthebber van Eneco Retail B.V. en Stedin B.V., hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft een hennepkwekerij die op 5 januari 2007 door de politie werd aangetroffen in een pand. Eneco constateerde dat de elektriciteitsmeter was gemanipuleerd, waardoor de hennepkwekerij illegaal energie afnam. Eneco schatte het illegaal afgenomen energieverbruik op 12.717,60 kWh, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 3.228,24, inclusief bijkomende kosten.

Eneco hield de geïntimeerde aansprakelijk voor wanprestatie en vorderde de schadevergoeding, die aanvankelijk door de rechtbank bij verstekvonnis op 15 januari 2008 werd toegewezen. Echter, na verzet van de geïntimeerde werd deze vordering afgewezen, wat Eneco noopte om in hoger beroep te gaan. De geïntimeerde erkende dat hij buiten de meter om stroom had verbruikt, maar betwistte de hoogte van de gevorderde schadevergoeding, stellende dat de hennepplanten slechts tien dagen oud waren en dat niet alle assimilatielampen functioneerden.

Het hof oordeelde dat de schatting van Eneco overtuigend was, gezien de omstandigheden en het bewijs dat de hennepplanten langer dan tien dagen in groei waren. Het hof verwierp het verweer van de geïntimeerde, die onvoldoende onderbouwing had gegeven voor zijn claims. Het hof vernietigde het bestreden vonnis en bekrachtigde het eerdere verstekvonnis van de rechtbank, waarbij de geïntimeerde werd veroordeeld in de proceskosten. Het arrest werd uitgesproken op 27 april 2010.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 200.018.443/01
Zaak-/rolnummer rechtbank : 739659 \ CV EXPL 08-674 (verzetzaak)
Zaak-/ rolnummer rechtbank : 722114\ CV EXPL 08-14 (verstekzaak)
Arrest van de eerste civiele kamer d.d. 27 april 2010
inzake
ENECO SERVICES B.V., rechtsopvolgster van Eneco Energie Services B.V.,
in haar hoedanigheid van lasthebber van Eneco Retail B.V. en Stedin B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
appellante,
hierna te noemen: Eneco,
advocaat: mr. A. Vijftigschild te Leidschendam,
tegen
[Naam],
wonende te [plaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. M. Heere-Helmink te Rotterdam.
Het geding
Bij exploot van 26 september 2008, zoals hersteld op 17 oktober 2008, is Eneco in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Alphen aan den Rijn, tussen partijen na verzet gewezen vonnis van 1 juli 2008. Bij memorie van grieven (met producties) heeft Eneco twee grieven aangevoerd. [geïntimeerde] heeft de grieven bestreden bij memorie van antwoord (met aangehecht een deel van de stukken van de eerste aanleg). Hierna heeft Eneco de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het gaat in deze zaak, verkort en zakelijk weergegeven en voor zover in dit hoger beroep van belang, om het volgende.
2. Op 5 januari 2007 heeft de politie een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen in het pand [adres] te [plaats]. Eneco heeft vervolgens geconstateerd dat de elektriciteitsmeter in het pand was gemanipuleerd, en wel in die zin dat een elektriciteitskabel buiten de meter om was aangesloten. Deze elektriciteitskabel liep naar de betreffende hennepkwekerij. Hierdoor werd de hennepkwekerij van onbemeten energie voorzien.
Eneco heeft de illegaal afgenomen energie geschat op 12.717,60 kWh, hetgeen met verdere kosten neerkomt op een bedrag van € 3.228,24. Bij deze schatting is zij uitgegaan van (i) hennepplanten die in dit geval, in aanmerking genomen dat een volledige hennepoogst een periode van 70 dagen kent, ongeveer 35 dagen oud waren en (ii) van het gebruik van de aangetroffen 36 assimilatielampen.
3. Eneco houdt [geïntimeerde] aansprakelijk wegens wanprestatie en vordert genoemd bedrag als schadevergoeding van [geïntimeerde], vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft deze vordering van Eneco bij verstekvonnis van 15 januari 2008 toegewezen, maar na verzet door [geïntimeerde] alsnog afgewezen bij het thans bestreden vonnis. Eneco komt hier met haar grieven tegenop. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4. [geïntimeerde] erkent dat hij buiten de meter om stroom heeft verbruikt en, naar het hof begrijpt, dat hij aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Hij betwist echter de hoogte van de gevorderde schadevergoeding. Hiertoe stelt hij zowel bij verzetdagvaarding in eerste aanleg als bij memorie van antwoord, dat de hennepplanten tien dagen oud waren. Daarnaast stelt hij dat in het pand weliswaar 36 assimilatielampen aanwezig waren maar dat 8 hiervan defect waren, zodat slechts 28 lampen energie hebben gebruikt.
5. Eneco heeft hierop gereageerd door ten aanzien van (i) met name te verwijzen naar het uiterlijk van de aangetroffen planten (waarbij Eneco heeft aangevoerd dat 10 dagen oude hennepplanten niet zo groot zijn als de door Eneco aangetroffen planten), de hoeveelheid stof op de kappen van de assimilatielampen en de mate van vervuiling van de koolstoffilters (dit alles zoals blijkend uit de overgelegde foto's), alsmede naar wetenschappelijk onderzoek door de Universiteit van Wageningen (bijlage 6 bij memorie van grieven). Ten aanzien van (ii) heeft Eneco aangevoerd dat zij 36 in werking zijnde assimilatielampen heeft aangetroffen.
6. Het verweer van [geïntimeerde] tegen de omvang van de gevorderde schadevergoeding wordt verworpen, nu [geïntimeerde] zijn verweer niet voldoende gemotiveerd heeft onderbouwd hoewel dat wel van hem had mogen worden gevergd. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
7. Ad (i): Als niet betwist staat vast dat op de aangetroffen assimilatielampen een dikke laag stof lag en dat de koolstoffilter vervuild was. Dit vormt een aanwijzing van langdurig gebruik. Dit gecombineerd met het (niet bestreden) uiterlijk van de al flink opgeschoten hennepplanten, zoals blijkend uit de foto's, in relatie met de duur van een volledige groeicyclus, wijst naar ervaringsregels op een groeiproces van aanzienlijk langer dan 10 dagen. Hier komt bovendien nog bij dat het een feit van algemene bekendheid is, zoals ook blijkend uit het onderzoek van de universiteit Wageningen, dat het spruiten (ontkiemen) van de planten de nodige tijd in beslag neemt. Zonder nadere toelichting - deze ontbreekt - valt dan ook niet in te zien hoe het mogelijk is dat binnen de door [geïntimeerde] gestelde tijdsperiode van 10 dagen de betreffende hennepplanten zo groot zouden zijn geworden.
Het hof zal onder deze omstandigheden uitgaan van de gemotiveerde en gedocumenteerde schatting van Eneco, welke het hof overtuigend voorkomt, gelet op alle omstandigheden van het geval. Het hof laat hierbij nog meewegen dat het voor risico van [geïntimeerde] komt dat Eneco in de positie is gebracht dat zij de omvang van het niet geregistreerde gebruik heeft moeten schatten.
8. Ad (ii): Ook ten aanzien van dit punt geldt dat [geïntimeerde] zijn verweer onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd. [geïntimeerde] is niet meer ingegaan op de stelling van Eneco bij memorie van grieven dat zij 36 in werking zijnde assimilatielampen heeft aangetroffen. Hij heeft volstaan met het herhalen van zijn stelling dat acht van de 36 lampen defect waren. Dit verweer wordt ontoereikend geacht. Tenminste had van [geïntimeerde] gevergd mogen worden dat hij had aangegeven hoelang de betreffende lampen dan al defect waren en hoe het kwam dat er defecte lampen aanwezig waren en/of waarom deze niet waren verwijderd. Daarnaast wordt opnieuw gewezen naar hetgeen is overwogen aan het slot van rechtsoverweging 7.
9. Het voorgaande leidt er toe dat het hof de gevorderde hoofdsom van € 3.228,24 toewijsbaar acht. Dit geldt ook voor de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten, waarvan de hoogte op zich niet wordt betwist. Het verweer van [geïntimeerde] daartegen in eerste aanleg heeft [geïntimeerde] niet toegelicht en in hoger beroep ook niet herhaald.
Eneco maakt naar het oordeel van het hof terecht aanspraak op wettelijke rente vanaf het tijdstip dat [geïntimeerde] in verzuim - dat staat vast - is komen te verkeren. Waarom dat in dit geval anders zou zijn heeft [geïntimeerde] niet onderbouwd.
Evenmin heeft [geïntimeerde] de stelling van Eneco betwist dat zij meer buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt dan die waarvoor de artikelen 237 t/m 240 Rv een vergoeding plegen in te sluiten, zodat ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten toewijsbaar zijn.
10. Het bestreden vonnis kan daarom niet in stand blijven en zal worden vernietigd. Het verstekvonnis van 15 januari 2008 waarbij de vordering van Eneco was toegewezen, zal alsnog worden bekrachtigd. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van beide instanties worden veroordeeld. Voor de goede orde wordt nog opgemerkt dat aan bewijslevering niet wordt toegekomen, nu [geïntimeerde] geen relevante concrete feiten heeft gesteld en bovendien evenmin een bewijsaanbod heeft gedaan dat voldoet aan de daaraan in hoger beroep te stellen eisen.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt het bestreden vonnis; en opnieuw rechtdoende:
- verklaart [geïntimeerde] tot kwaad-opposant;
- bekrachtigt het door de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Alphen aan den Rijn, tussen partijen bij verstek gewezen vonnis van 15 januari 2008 (rolnr. 722114\ CV EXPL 08-14);
- veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Eneco in eerste aanleg in de verzetprocedure begroot op nihil; en
in hoger beroep begroot op € 71,80 (exclusief btw) aan kosten uitbrenging appeldagvaarding, € 254,-- aan griffierecht en € 632,-- aan kosten van de advocaat;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, G. Dulek-Schermers en J. Kramer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 april 2010 in aanwezigheid van de griffier.