ECLI:NL:GHSGR:2010:BM8368

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.059.177.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzetting van ouderlijk gezag over minderjarige in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 9 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontzetting van de moeder van het ouderlijk gezag over haar minderjarige zoon. De moeder was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 22 december 2009, waarin zij en de vader van de minderjarige waren ontzet van het ouderlijk gezag. De Raad voor de Kinderbescherming had in deze procedure verweer gevoerd en de ontzetting van de moeder ondersteund. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 mei 2010 was de moeder aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, terwijl de vader niet verscheen. De Raad en Jeugdzorg waren ook vertegenwoordigd.

Het hof heeft vastgesteld dat de moeder in maart 2010 door haar advocaat tot het inzicht was gebracht dat zij onterecht had verzet tegen een schriftelijke aanwijzing van Jeugdzorg. De moeder betwistte dat zij welbewust de aanwijzing had genegeerd en stelde dat zij niet op de hoogte was van de gevolgen van haar handelen. De Raad betwistte deze stelling en stelde dat de ouders verantwoordelijk waren voor hun eigen informatievoorziening.

Het hof overwoog dat de ontzetting van het gezag alleen kan plaatsvinden indien dit noodzakelijk is in het belang van het kind. Gezien de omstandigheden, waaronder de beëindiging van de relatie tussen de ouders en de hoop van Jeugdzorg op medewerking van de moeder, concludeerde het hof dat er geen noodzaak meer was voor de ontzetting van de moeder. Het hof vernietigde daarom de eerdere beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de Raad tot ontzetting van de moeder af. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 9 juni 2010
Zaaknummer : 200.059.177/01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 09-1143
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. R.H.P. Feiner te Rotterdam,
tegen
Raad voor de kinderbescherming, regio Rotterdam-Rijnmond,
kantoorhoudende te Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [de vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
2. Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam,
kantoorhoudende te Rotterdam,
hierna: Jeugdzorg.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 10 maart 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 22 december 2009 van de rechtbank Rotterdam.
De raad heeft op 26 april 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de moeder is bij het hof op 30 maart 2010 een aanvullend stuk ingekomen.
Op 6 mei 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door mr. N. Huisman, vervangende mr. Feiner. De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Namens de raad is verschenen mevrouw [naam] en namens Jeugdzorg is verschenen de heer [naam]. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking zijn de moeder en de vader met ingang van 22 december 2009 ontzet van het ouderlijk gezag over hun hierna te noemen zoon [naam], en is Jeugdzorg benoemd tot zijn voogdes. De beschikking is in zoverre uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. [De minderjarige] verblijft op de groep De Hobbits bij het RMPI in Barendrecht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de ontzetting van de moeder van het ouderlijk gezag over de minderjarige [naam], geboren op [geboortedatum in] 2000 te [geboorteplaats] (hierna: [de minderjarige]).
2. De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen, althans gedeeltelijk voor zover het de ontzetting van haar van het ouderlijk gezag betreft.
3. De raad bestrijdt het beroep en verzoekt het hof het ingestelde appel af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. De moeder stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen, althans onvoldoende heeft gemotiveerd, dat de ouders welbewust geen gehoor hebben gegeven aan de schriftelijke aanwijzing van Jeugdzorg van 11 augustus 2008, die bij beslissing van de kinderrechter van 19 maart 2009 is bekrachtigd. De moeder stelt dat zij niet wist dat de consequentie van het verzet tegen de schriftelijke aanwijzing, ondanks de beslissing van de rechter van 19 maart 2009, onrechtmatig was, aangezien haar toenmalige advocaat een appelrekest had ingediend tegen deze beschikking, en, zo stelt zij, zij erop mocht vertrouwen dat haar advocaat haar juist informeerde. Zij meent dat geen sprake is van het welbewust en in ernstige mate veronachtzamen van de aanwijzing van Jeugdzorg.
5. De raad stelt dat eventuele gevolgen van onjuiste voorlichting dan wel informatie aan de ouders voor rekening van de ouders dan wel de raadsman van de ouders dienen te komen. De raad betwist voorts dat de ouders niet op de hoogte waren van de mogelijke gevolgen van het niet opvolgen van een schriftelijke aanwijzing. De raad vreest, gelet op het verleden, dat de moeder, wanneer zij weer met het gezag wordt belast, opnieuw niet in het belang van [de minderjarige] zal handelen.
6. Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:269 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechtbank, indien zij dit in het belang van de kinderen noodzakelijk oordeelt, een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontzetten op (een of meer van) de in dit artikel genoemde gronden.
7. Het hof stelt voorop dat wat er verder zij van ernstige veronachtzaming van de op 11 augustus 2008 verstrekte schriftelijke aanwijzing, de uit te spreken ontzetting in ieder geval dient te voldoen aan de voorwaarde dat de rechter de ontzetting in het belang van het kind noodzakelijk oordeelt. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting acht het hof aannemelijk dat de moeder tot het moment dat zij in maart 2010 door haar huidige advocaat tot het juiste inzicht was gebracht, in vertrouwen op haar advocaat meende in haar recht te staan met haar verzet tegen de schriftelijke aanwijzing van Jeugdzorg. Nu Jeugdzorg heeft verklaard in een gesprek met de moeder op 13 april 2010 de hoop te hebben opgevat dat de moeder in de toekomst volledige medewerking zal verlenen aan de uitvoering van welk behandel- dan wel plaatsingsvoornemen van Jeugdzorg ook, alsmede gegeven de omstandigheid dat aan de partnerrelatie tussen de ouders onlangs een einde is gekomen, is er naar het oordeel van het hof inmiddels sprake van een situatie waarin niet kan worden uitgegaan van de noodzaak van de uitgesproken ontzetting ten aanzien van de moeder. Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking derhalve vernietigen voor wat betreft de ontzetting van de moeder van het gezag.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het betreft de ontzetting van de moeder van het gezag over de minderjarige [naam], geboren op [geboortedatum in] 2000 te [geboorteplaats] en de benoeming van de stichting bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam tot voogdes over voornoemde minderjarige en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het inleidend verzoek van de raad voor de kinderbescherming voor zover het strekt tot ontzetting van de moeder van het gezag over [de minderjarige] af;
draagt de griffier van het hof op onverwijld van deze beslissing mededeling te doen aan de griffier van de rechtbank te Rotterdam;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Bouritius, Van Dijk en Hulsebosch, bijgestaan door mr. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juni 2010.