ECLI:NL:GHSGR:2010:BN3085
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. van Dijk
- M. Kamminga
- J. van Montfoort
- Rechtspraak.nl
Executiegeschil over dwangsommen en beslag op zeiljacht
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 27 april 2010, betreft het een hoger beroep in een executiegeschil tussen een man en een vrouw. De man had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Dordrecht, waarin was geoordeeld dat de vrouw geen dwangsommen had verbeurd en dat het door de man gelegde executoriaal beslag op het zeiljacht onrechtmatig was. De man betoogde dat de voorzieningenrechter de beschikking van 3 december 2008 verkeerd had uitgelegd, waarin partijen waren gelast om binnen een week een makelaar te benoemen voor de verkoop van onroerende zaken. De man stelde dat de vrouw niet voldoende meewerkte aan de verkoop en dat zij daardoor dwangsommen had verbeurd.
Het hof oordeelde dat de grieven van de man geen verdere bespreking behoefden, omdat het gestelde handelen van de vrouw niet in strijd was met het doel en de strekking van de veroordeling. Het hof bevestigde dat de vrouw geen dwangsommen had verbeurd en dat het beslag op het zeiljacht onrechtmatig was. De man werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die werden vastgesteld volgens het liquidatietarief. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en legde de kosten van het hoger beroep op aan de man.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om zich te houden aan de gemaakte afspraken en de juridische implicaties van het niet naleven daarvan. Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en kwam tot de conclusie dat de vrouw niet in gebreke was gebleven, waardoor de man geen recht had op de gevorderde dwangsommen.