ECLI:NL:GHSGR:2010:BP5719

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.065.278-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en informatieregeling in hoger beroep tussen ouders

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 februari 2010, waarin zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling met zijn minderjarige kinderen werd afgewezen. De vader heeft op 3 mei 2010 hoger beroep ingesteld en verzoekt het hof om een al dan niet begeleide omgangsregeling vast te stellen, zodat hij en zijn kinderen elkaar op een harmonieuze manier kunnen leren kennen. Daarnaast vraagt hij om een informatieregeling, waarbij de moeder hem op de hoogte moet houden van belangrijke zaken met betrekking tot de kinderen.

De moeder verzet zich tegen het hoger beroep van de vader en verzoekt het hof om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren of dit af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 november 2010 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De raad voor de kinderbescherming, die was opgeroepen, is niet verschenen. De minderjarigen zijn afzonderlijk gehoord in raadkamer.

Het hof oordeelt dat het verzoek van de vader om een informatieregeling voor het eerst in hoger beroep kan worden gedaan, omdat dit verband houdt met het verzoek om een omgangsregeling. Het hof is van mening dat het verzoek om een omgangsregeling niet kan worden beoordeeld zonder aanvullend onderzoek naar de belangen van de minderjarigen. Daarom verzoekt het hof de raad voor de kinderbescherming om een onderzoek in te stellen en rapport uit te brengen over de vraag of er bezwaren zijn tegen een omgangsregeling.

In afwachting van het rapport van de raad houdt het hof de behandeling van de zaak aan tot 26 maart 2011. Het hof beslist dat de moeder de vader op de hoogte moet houden van belangrijke zaken met betrekking tot de kinderen, waaronder schoolrapporten en medische zaken. De uitspraak is gedaan op 22 december 2010 door de rechters M. Stollenwerck, A. van Dijk en J. van Veen, bijgestaan door griffier mr. Van der Kamp.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 22 december 2010
Zaaknummer : 200.065.278/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 07-413
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. G.P. Dayala te Amsterdam,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats]
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J. ’t Hart te Haarlem.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 3 mei 2010 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank
‘s-Gravenhage van 5 februari 2010.
De moeder heeft op 2 augustus 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 22 juni 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Op 18 november 2010 is de zaak, tezamen met de zaak met zaaknummer 200.069.192/01, mondeling behandeld. Verschenen zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten. De raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd. De hierna te noemen minderjarigen [X] en [Y] zijn afzonderlijk van elkaar in raadkamer gehoord. De vader heeft ter terechtzitting zijn verzoek in hoger beroep aan¬gevuld , zoals hierna omschreven.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de omgang tussen de vader en de minderjarigen [X], geboren [in] 1998 te [woonplaats], en [Y], geboren [in] 1999 te [woonplaats], hierna ook gezamenlijk: de minderjarigen.
2. De vader verzoekt het hof een al dan niet begeleide omgangsregeling vast te stellen, zodat hij en zijn kinderen elkaar op een harmonieuze manier nader kunnen leren kennen. Subsidiair verzoekt de vader partijen, conform het advies van Cardea, te verwijzen naar mediation teneinde de vaststelling van een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen te bewerkstelligen. Ter terechtzitting heeft de vader nog verzocht een informatieregeling vast te stellen als bedoeld in artikel 1:377b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3. De moeder bestrijdt het beroep van de vader en verzoekt het hof het beroep
niet-ontvankelijk te verklaren dan wel dit af te wijzen.
4. De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank zijn verzoek om begeleide omgang ten onrechte heeft afgewezen. Hij betoogt dat begeleide omgang wel degelijk tot de mogelijkheden behoort en verwijst daarvoor naar het rapport van de raad van 30 juli 2008. Bovendien, zo stelt de vader, was de moeder voorstander van begeleide omgang. De vader acht het van belang dat hij begeleid contact heeft met de minderjarigen om zodoende zijn goede bedoelingen en zijn opvoedingstaak als vader in het contact met de minderjarigen te kunnen bestendigen. Tot slot stelt de vader dat de moeder gehouden is hem op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de minderjarigen.
Omgangsregeling
5. In beginsel hebben het kind en de niet met het gezag belaste ouder recht op omgang met elkaar, tenzij sprake is van de in het derde lid van artikel 1:377a BW genoemde gronden voor ontzegging. Het hof is van oordeel dat, gelet op de gebeurtenissen tussen partijen zoals deze uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting zijn gebleken, onduidelijk is of het in het belang van de minderjarigen is om een omgangsregeling, zoals door de vader verzocht, te bepalen. Het hof beschikt nog niet over voldoende gegevens en acht zich onvoldoende voorgelicht om te kunnen beoordelen of een omgangsregeling - en, zo ja, welke - in het belang van de minderjarigen is. Het hof acht zich dan ook niet in staat om tot een definitieve beslissing te komen over een omgangsregeling. Het hof betrekt daarbij het verleden van partijen. Het hof zal de raad voor de kinderbescherming, regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord, locatie Den Haag, dan ook verzoeken onderzoek te doen en aan het hof rapport en advies uit te brengen terzake de vraag of er, gelet op het belang van de minderjarigen, ernstige bezwaren bestaan tegen een omgangsregeling tussen de minderjarigen en de vader. Indien er geen bezwaren zijn tegen een omgangsregeling, dan zal de raad het hof rapport en advies dienen uit te brengen terzake de voor alle betrokkenen wenselijke en praktisch haalbare omgangsregeling. Voorts zal de raad bij zijn onderzoek dienen na te gaan of het raadsrapport van 30 juli 2008 en de conclusie van Cardea, genomen in de rapportage van 5 november 2009, nog steeds actueel zijn. Het hof gaat er van uit dat de moeder en de vader hun medewerking zullen verlenen aan het onderzoek door de raad.
6. In afwachting van het rapport en advies van de raad zal het hof de behandeling van de zaak terzake de omgangsregeling aanhouden tot zaterdag 26 maart 2011 pro forma.
Informatieregeling
7. Ingevolge artikel 1:377b, lid 1 BW, voor zover thans van belang, is de ouder die met het gezag is belast gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
8. Het hof is van oordeel dat het verzoek van de vader een informatieregeling vast te stellen voor het eerst in hoger beroep kan worden gedaan, nu deze connexiteit vertoont met het verzoek een omgangsregeling vast te stellen. Bovendien is de moeder, blijkens voormelde bepaling, ook zonder dat ter zake door de rechter een regeling is vastgesteld, in beginsel gehouden de vader op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarigen.
9. Het hof is van oordeel dat het vaststellen van een informatieregeling niet strijdig is met de belangen van de minderjarigen en zal dan ook bepalen dat de moeder twee keer per jaar een kopie van de schoolrapporten van de minderjarigen aan de vader dient te versturen tezamen met recente pasfoto’s van de minderjarigen en een kort verslag omtrent de vorderingen en ontwikkelingen van de minderjarigen. Voorts dient de moeder de vader te informeren over schoolkeuzes en belangrijke zaken op medisch gebied aangaande de minderjarigen.
10. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bepaalt dat de moeder tweemaal per jaar een kopie van de schoolrapporten van de minderjarigen aan de vader dient te versturen tezamen met recente pasfoto’s van de minderjarigen en een kort verslag omtrent de vorderingen en ontwikkelingen van de minderjarigen en bepaalt dat de moeder de vader dient te informeren over schoolkeuzes en belangrijke zaken op medisch gebied;
alvorens nader te beslissen:
verzoekt de raad voor de kinderbescherming, regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord, locatie Den Haag, een onderzoek in te stellen zoals hiervoor in rechtsoverweging 5 is uiteengezet en daaromtrent rapport en advies uit te brengen;
houdt de behandeling terzake de omgangsregeling aan tot de zitting van 26 maart 2011 pro forma;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stollenwerck, Van Dijk en Van Veen, bijgestaan door mr.Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2010.