ECLI:NL:GHSGR:2011:BR3281

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.063.563/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over hinder van bouwwerk op perceel van buurman

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door twee appellanten tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De appellanten, buren van de geïntimeerde, hebben bezwaar gemaakt tegen de bouw van een aanbouw aan de woning van de geïntimeerde, die zij als hinderlijk ervaren. De bouwvergunning voor de aanbouw was verleend en de appellanten hadden hiertegen geen bezwaar gemaakt. De appellanten stellen dat de aanbouw leidt tot verminderde lichtinval en waardedaling van hun woning. In een eerder vonnis van de rechtbank is hun verzoek om de bouw stil te leggen afgewezen, en zijn zij veroordeeld in de proceskosten.

In het hoger beroep vorderen de appellanten onder andere dat het hof het eerdere vonnis zal vernietigen en de geïntimeerde zal verbieden verdere activiteiten op zijn perceel uit te voeren. Het hof heeft echter geoordeeld dat de bouw inmiddels voltooid is en dat er geen reden is om een ordemaatregel te treffen. Het hof heeft ook vastgesteld dat de vraag of de geïntimeerde onrechtmatig heeft gehandeld, toebehoort aan de rechter in de bodemprocedure, en dat het niet op de weg van het hof ligt om hierover een voorlopig oordeel te geven.

Uiteindelijk heeft het hof het bestreden vonnis bekrachtigd en de appellanten veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Dit arrest is uitgesproken op 12 juli 2011 door de rechters A. Dupain, G. Dulek-Schermers en J.C.N.B. Kaal.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
Zaaknummer : 200.063.563/01
Rolnummer rechtbank : 349173 / KG ZA 10-162
Arrest van 12 juli 2011
inzake
1. [Appellant 1],
2. [Appellant 2],
beiden wonende te [Woonplaats],
appellanten,
hierna te noemen: [Appellanten],
advocaat: mr. H.J. Smit te Rotterdam,
tegen
[Geïntimeerde],
wonende te [Woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [Geïntimeerde],
advocaat: mr. H.J. Breeman te Rotterdam.
Het verdere verloop van het geding
Het hof verwijst voor het verloop van het geding tot het tussenarrest van 25 januari 2011 naar dat arrest. De daarbij bepaalde comparitie van partijen heeft op 15 juni 2011 plaatsgevonden. Het ter gelegenheid daarvan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich bij de stukken. Partijen hebben tot slot arrest gevraagd.
De verdere beoordeling van het hoger beroep
1 Het gaat in deze zaak in hoofdzaak om het volgende.
1.1 Partijen zijn elkaars buren. Zij bewonen elk een vrijstaand huis in de wijk [A] in [Woonplaats].
1.2 [Geïntimeerde] heeft het plan opgevat zijn woning uit te breiden met een aanbouw aan de zijde van de woning van [Appellanten] en heeft laatstgenoemden over dit plan geïnformeerd aan de hand van tekeningen. Geruime tijd later heeft [Geïntimeerde] een bouwvergunning aangevraagd. Daartegen hebben [Appellanten] geen bezwaar gemaakt. Vervolgens is de bouwvergunning verleend. Deze is onherroepelijk geworden. Op basis daarvan is een aannemer in februari 2010 begonnen met werkzaamheden ter realisering van de vergunde aanbouw.
1.3 [Appellanten] ontdekten toen dat de aanbouw waarvoor vergunning was verleend, aanmerkelijk volumineuzer was dan de aanbouw die [Appellanten] op basis van de eerder door hen ontvangen tekeningen verwachtten. Zij achten zich door [Geïntimeerde] misleid en stellen zich op het standpunt dat deze jegens hen onrechtmatig handelt door een aanbouw tot stand te brengen overeenkomstig de bouwvergunning. Volgens hen is er sprake van verminderde lichtinval in hun woning en waardedaling daarvan.
1.4 [Appellanten] zijn vervolgens een kort geding gestart, dat ertoe strekte – kort gezegd – de bouw stil te leggen. Bij vonnis van 22 maart 2010 (LJN: BM0705) heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank te Rotterdam het gevorderde afgewezen en [Appellanten] in de proceskosten aan de zijde van [Geïntimeerde] veroordeeld.
1.5 [Appellanten] zijn tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen. Bij dagvaarding vorderen zij, dat het hof
(i) voormeld vonnis zal vernietigen;
(ii) zal verbieden welke activiteiten dan ook uit te voeren c.q. te doen uitvoeren op het perceel van [Geïntimeerde];
(iii) [Geïntimeerde] zal bevelen al hetgeen na 1 februari 2010 op diens perceel is gebouwd te amoveren;
(iv) [Geïntimeerde] zal veroordelen in de proceskosten in beide instanties.
1.6 [Geïntimeerde] heeft verweer gevoerd.
1.7 De bouw waarvoor bouwvergunning was verleend, is inmiddels voltooid. De aanbouw is één geheel geworden met de vroegere woning en wordt door [Geïntimeerde] en zijn gezin gebruikt.
1.8 [Appellanten] zijn een bodemprocedure bij de rechtbank te Rotterdam begonnen, waarin zij schadevergoeding, op te maken bij staat, vorderen. In dit geding is recent een tussenvonnis gewezen.
2 Bij de comparitie van partijen is aan [Appellanten] de vraag voorgelegd welk belang zij thans nog bij een ordemaatregel hebben. Van hun zijde is daarop geantwoord dat zij er belang bij hebben dat het hof, ook wanneer de gevorderde voorziening niet meer aan de orde kan zijn, het bestreden vonnis inhoudelijk toetst en zijn oordeel geeft over de onrechtmatigheid van het handelen van [Geïntimeerde], zodat in de bodemprocedure bij dit oordeel aangeknoopt kan worden.
3 Het hof acht het onderhavige hoger beroep niet geschikt voor een oordeel over de vraag of [Geïntimeerde] jegens hen onrechtmatig gehandeld heeft. Dat oordeel komt toe aan de rechter in het bodemgeschil, en nu de oordeelsvorming in dat geschil al ver gevorderd is ligt het niet op de weg van het hof nog een voorlopig oordeel over hetzelfde thema te geven. Dit geldt te meer nu het geenszins evident is dat [Geïntimeerde] met vrucht verweten kan worden jegens [Appellanten] onrechtmatig gehandeld te hebben.
4 Een ordemaatregel in de vorm van het stilleggen van de bouw – zo begrijpt het hof het in de appeldagvaarding sub (ii) gevorderde – kan niet meer gegeven worden omdat de bouw inmiddels voltooid is.
5 Het door [Appellanten] gevorderde bevel tot het amoveren van de aanbouw is weliswaar in het petitum van de dagvaarding in hoger beroep genoemd, maar in de memorie van grieven niet onderbouwd en herhaald. Een dergelijke maatregel moet in de omstandigheden van het onderhavige geval niet passend geacht worden.
6 In de brief van 21 juni 2011 die de advocaat van [Appellanten] aan de raadsheer-commissaris heeft geschreven, wordt gesteld:
"In de bodemprocedure wordt gevorderd schade op te maken bij staat. Partij Cieremans verzoekt uw Hof alsnog een voorschot op die schade te mogen vorderen.".
Voor zover deze passage aldus moet worden verstaan dat [Appellanten] hun vordering wensen te vermeerderen, wijst het hof dat af. [Appellanten] hadden bij memorie van grieven hun in eerste aanleg ingestelde vordering kunnen vermeerderen; een vermeerdering van eis in een later stadium van het geding is in beginsel niet toegestaan (HR 20 juni 2008, LJN: BC4959, NJ 2009, 21).Het hof ziet in het feit dat de bouw voltooid is na het nemen van de memorie van grieven geen aanleiding een uitzondering op dit beginsel te maken; de wijziging van eis betreft een vordering tot schadevergoeding en niet valt in te zien waarom [Appellanten] daarbij na het nemen van de memorie van grieven een spoedeisend belang hebben bekregen.
7 Het hof komt op voormelde gronden tot dezelfde slotsom als de rechtbank. Bij deze stand van zaken kan een (verdere) bespreking van de aangevoerde grieven achterwege blijven.
8 Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen. Bij deze uitkomst van het geding in hoger beroep past dat [Appellanten] worden veroordeeld in de gedingkosten aan de zijde van [Geïntimeerde].
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
- veroordeelt [Appellanten] in de proceskosten in hoger beroep, aan de zijde van [Geïntimeerde] begroot op € 314,- voor verschotten en € 2.235,- voor salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, G. Dulek-Schermers en J.C.N.B. Kaal en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2011 in aanwezigheid van de griffier.