ECLI:NL:GHSGR:2011:BU9169

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-11/00232, 11/00635 tot en met 11/00643
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermogensbelasting en boetebeschikkingen in navorderingsaanslagen

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, betreft het een beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de Inspecteur met betrekking tot navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting voor de jaren 1991 tot en met 2000. De Inspecteur had tien navorderingsaanslagen opgelegd, waarbij verhogingen van 100 procent waren inbegrepen voor de jaren 1991 tot en met 1998, en boetebeschikkingen van 100 procent voor de jaren 1999 en 2000. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslagen en boetes, maar de Inspecteur wees deze bezwaren af.

Het Gerechtshof te Amsterdam vernietigde eerder de uitspraken van de Inspecteur en verminderde de navorderingsaanslagen, maar de Hoge Raad vernietigde deze uitspraak voor wat betreft de verhogingen en boetes en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Gravenhage. Tijdens de zitting op 16 december 2011, waar beide partijen aanwezig waren, kwam de Inspecteur tot de conclusie dat de navorderingsaanslagen voor de jaren 1991 tot en met 1998 moesten worden verminderd met de verhogingen en dat de boetebeschikkingen voor de jaren 1999 en 2000 vernietigd moesten worden, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet.

Het Hof volgde het eenstemmige oordeel van partijen en vernietigde de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 241,50. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 december 2011, en partijen werden geïnformeerd over hun recht om beroep in cassatie in te stellen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-11/00232, 11/00635 tot en met 11/00643
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer d.d. 16 december 2011
in het geding tussen:
[X] te [Z], hierna: belanghebbende,
en
de directeur van de Belastingdienst Holland-Noord, hierna: de Inspecteur,
op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de Inspecteur betreffende de hierna vermelde navorderingsaanslagen en beschikkingen.
Navorderingsaanslagen, kwijtscheldingsbesluiten, boetebeschikkingen, bezwaar
1.1. De Inspecteur heeft aan belanghebbende tien navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting opgelegd, onderscheidenlijk voor de jaren 1991 tot en met 2000. In de navorderingsaanslagen voor de jaren 1991 tot en met 1998 zijn verhogingen begrepen van 100 percent, van welke verhogingen geen kwijtschelding is verleend. Tegelijk met de navorderingsaanslagen voor de jaren 1999 en 2000 heeft de Inspecteur telkens bij beschikking een boete opgelegd van 100 percent. Voorts is ter zake van alle navorderingsaanslagen heffingsrente in rekening gebracht.
1.2. Belanghebbende heeft tegen de navorderingsaanslagen, de verhogingen, de boeten en de in rekening gebrachte heffingsrente bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft de bezwaren bij in een geschrift, gedagtekend 15 juli 2004, vervatte uitspraken op bezwaar afgewezen.
Loop van het geding
2.1. Belanghebbende is van de uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Gerechtshof te Amsterdam. Dat Hof heeft bij uitspraak van 26 november 2009, nrs. P04/03340 tot en met P04/03349bis, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de navorderingsaanslagen, de boeten en de heffingsrente verminderd en de verhogingen gedeeltelijk kwijtgescholden.
2.2. Op het tegen de uitspraak van dat Hof ingestelde beroep in cassatie heeft de Hoge Raad bij arrest van 15 april 2011, nummer 09/05192 (LJN: BN6350), die uitspraak uitsluitend wat betreft de verhogingen voor de jaren 1991 tot en met 1998 en de opgelegde boeten voor de jaren 1999 en 2000 vernietigd en de zaak ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
2.3. Partijen hebben zich, daartoe door het Hof uitgenodigd, omtrent het arrest van de Hoge Raad schriftelijk uitgelaten.
2.4. De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 23 november 2011, gehouden te ’s-Gravenhage. Beide partijen zijn verschenen.
Beoordeling van het beroep
3.1. De Inspecteur heeft zich ter zitting alsnog verenigd met het standpunt van belanghebbende, inhoudende dat de navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting voor de jaren 1991 tot en met 1998 elk moeten worden verminderd met de daarin begrepen verhoging en dat de bij de navorderingsaanslagen voor de jaren 1999 en 2000 opgelegde boetebeschikkingen moeten worden vernietigd. Dat is omdat volgens de Inspecteur, naar maatstaven van strafrecht, onvoldoende bewijs voorhanden is dat belanghebbende de beboetbare feiten opzettelijk heeft gepleegd.
3.2. Het Hof sluit zich aan bij het in zoverre eenstemmige oordeel van partijen. In dit oordeel ligt besloten dat de desbetreffende uitspraken van de Inspecteur niet in stand kunnen blijven en dat moet worden beslist als hierna is vermeld.
Proceskosten en griffierecht
4. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten voor de behandeling van het beroep na verwijzing. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 241,50 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor dit Hof (0,5 punt à € 322 x 1,5 (gewicht van de zaak)). Hierbij heeft het Hof, overeenkomstig de eenstemmige wens van partijen dienaangaande, een halve punt toegekend voor proceshandelingen.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraken op bezwaar betreffende de navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting voor de jaren 1991 tot en met 1998, alsmede de bij die uitspraken genomen kwijtscheldingsbesluiten;
- vermindert die navorderingsaanslagen tot aanslagen, elk berekend naar het door het Gerechtshof te Amsterdam in zijn uitspraak van 26 november 2009 voor het desbetreffende jaar vastgestelde belastbare vermogen, evenwel zonder toepassing van een verhoging;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur betreffende de bij de navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting voor de jaren 1999 tot en met 2000 opgelegde boetebeschikkingen, alsmede die boetebeschikkingen;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten voor het beroep na verwijzing aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 241,50.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 16 december 2011 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.