ECLI:NL:GHSGR:2011:BV9990

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.094.504-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake griffierecht en termijnoverschrijding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om een hoger beroep tegen vonnissen van de Rechtbank Rotterdam. Appellanten hadden hoger beroep ingesteld tegen twee vonnissen, waarvan de eerste op 29 december 2004 en de tweede op 23 maart 2011 was gewezen. De zaak werd op 27 september 2011 uitgeroepen, maar appellanten hadden niet binnen de gestelde termijn van vier weken het griffierecht betaald. Het hof had op 1 november 2011 bepaald dat het arrest zou worden gewezen op basis van het griffiedossier, omdat de betaling van het griffierecht niet tijdig was ontvangen. Appellanten voerden aan dat de factuur voor het griffierecht pas op 17 oktober 2011 was ontvangen, waardoor zij slechts zeven dagen hadden om te betalen. De advocaat van appellanten verzocht om coulance vanwege de korte overschrijding van de termijn, mede door complicaties in de procedure die waren ontstaan door het overlijden van een procespartij.

Het hof overwoog dat advocaten geacht worden op de hoogte te zijn van de termijnen voor het bijschrijven van griffierechten en de gevolgen van overschrijding. Het hof erkende dat er problemen waren met de verzending van griffienota's door Post.nl, wat mogelijk had geleid tot de vertraagde ontvangst van de factuur. Ondanks de overschrijding van de termijn van slechts één dag, besloot het hof om artikel 127a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toe te passen. Het hof oordeelde dat het belang van partijen bij toegang tot de rechter zwaarder woog dan de formele termijnoverschrijding.

Het hof verwees de zaak naar de rol van 10 januari 2012 voor een termijn voor appellanten om een memorie van grieven te nemen. Dit arrest werd uitgesproken op 29 november 2011 door de rechters A.A. Schuering, E.J. van Sandick en A.G.M. Zander.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.094.504/01
Zaak/rolnummer rechtbank : 110661 / HAZA 98-3784
arrest d.d. 29 november 2011
inzake
1.[Naam],
wonende te [Woonplaats],
2. […] B.V.,
gevestigd te […],
appellanten,
advocaat: mr. E.M. van Buijs-Bemmel te Krimpen aan den IJssel,
tegen
[Naam],
wonende te [Woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. C.G.A. Mattheussens te Roosendaal.
Het geding
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de tussen partijen gewezen vonnissen van de Rechtbank Rotterdam van 29 december 2004 en 23 maart 2011.
Appellanten hebben tijdig hoger beroep ingesteld tegen het hiervoor genoemde vonnissen en hebben geïntimeerde gedagvaard om op de rol voor dit hof te verschijnen.
Appellanten hebben de zaak aangebracht. Voor appellanten heeft zich een advocaat gesteld. Ook geïntimeerde is op die rol bij advocaat verschenen.
De zaak is op 27 september 2011 aangehouden tot de rol van 25 oktober 2011 voor: Afwachten griffierecht partijen.
Appellanten hebben niet binnen vier weken na de eerste roldag het griffierecht betaald.
In verband met het achterwege blijven van betaling van het griffierecht heeft het hof op 1 november 2011 bepaald dat heden arrest wordt gewezen op basis van het griffiedossier.
Op 3 november 2011 is een fax van de advocaat van appellanten bij het hof binnengekomen met als bijlagen een H16 -formulier en een nota d.d. 4 oktober 2011 met een stempel dat de nota ontvangen is op 17 oktober 2011.
Op 4 november 2011 is een fax van de advocaat van appellanten bij het hof binnengekomen.
De motivering van de beslissing
De zaak is voor het eerst uitgeroepen op 27 september 2011. Volgens art. 3 lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) moeten appellanten ervoor zorgen dat binnen vier weken na 27 september 2011, dus uiterlijk 25 oktober 2011, het griffierecht is bijgeschreven op de rekening van dit hof. Het verschuldigde griffierecht is op 26 oktober 2011 bijgeschreven op de rekening van het hof. Dit is dus 1 dag te laat.
Appellanten voeren het volgende aan. De factuur tot betaling van het griffierecht dateert van 4 oktober 2011, maar is op het kantoor van de advocaat van appellanten pas op 17 oktober 2011 ontvangen. Er bleef slechts een betalingstermijn over van zeven dagen. De advocaat heeft de factuur ter betaling afgegeven, maar zag dat de betaling pas op 26 oktober 2011 is afgeschreven, een dag later dan de gestelde uiterlijke betalingstermijn. De advocaat van appellanten verzoekt om enige coulance te betrachten ondanks de formeel te late betaling maar feitelijk korte overschrijding. Dit verzoek doet de advocaat van appellanten ook in verband met het feit dat er door de Rechtbank Rotterdam door het overlijden van een van de procespartijen de procedure is gesplitst in twee aparte procedures in welke ook twee vonnissen zijn gewezen. Tegen het eerste vonnis is reeds appel ingesteld. Die zaak is reeds bij het hof aanhangig. De bedoeling was voeging met die procedure te vragen. In eerste instantie was er ook sprake van een hoofdelijke aansprakelijkheid en door de splitsing is deze hoofdelijkheid ook min of meer in het luchtledige komen te hangen.
Het hof overweegt het volgende. Partijen worden in hoger beroep in alle gevallen vertegenwoordigd door een advocaat. Deze moet op grond van zijn deskundigheid en kennis ten aanzien van de procedure in hoger beroep zonder meer geacht worden op de hoogte te zijn van de termijn waarbinnen het griffierecht moet zijn bijgeschreven op de rekening van het hof en op de verstrekkende gevolgen die de wet verbindt aan overschrijding van de termijn daarvan.
Het is het hof bekend dat FEZ de verzending van nota's terzake griffierechten in burgerlijke zaken sinds begin oktober 2011 heeft uitbesteed aan Post.nl. Aan deze uitbesteding aan Post.nl is inmiddels een einde gekomen. Post.nl moest de nota's sorteren naar E-billing-klanten en niet E-billing-klanten en vervolgens de griffienota's voor de E-billing-klanten uitprinten en verzenden. Het is het hof bekend dat er bij de verzending van de papieren nota's door Post.nl het een en ander is misgegaan. Niet uitgesloten is dan ook dat de nota d.d. 4 oktober 2011 in deze zaak te laat verzonden is. Hierdoor is de termijn tussen de datum van ontvangst van de nota en de dag waarop de betaling binnen moest zijn, verkort zonder dat dit aan de advocaat van appellanten te wijten is. De overschrijding van de betalingstermijn is slechts één dag.
Het hof ziet in het bovenstaande aanleiding om art. 127a lid 3 Rv. toe te passen. Naar het oordeel van het hof leidt toepassing van art. 127a lid 2 Rv. in, gelet op het belang van partijen bij toegang tot de rechter, tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Het hof zal de zaak verwijzen naar de rol van 10 januari 2012 voor een (eerste) termijn voor
appellanten om een memorie van grieven te nemen.
De beslissing
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 10 januari 2012 voor een (eerste) termijn voor appellante om een memorie van grieven te nemen.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. Schuering, E.J. van Sandick en A.G.M. Zander en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 november 2011.