2.Onder 5.3 van hun rapport van 1 september 2011 hebben de deskundigen vraag i) als volgt beantwoord (de hoofdletters A, B en C aan de linkerzijde zijn aangebracht door het hof).
A. Bij de beantwoording van vraag i gaat het er niet om of een (contra) expert op het gebied van asbest de aanwezigheid van niet hechtgebonden asbest in het gebouw boven de kelder had kunnen vermoeden op basis van de bevindingen van A1B-Vinçotte.
De vraag is of er voor Botersloot - na de ontvangst van het AIB-Vinçotte-rapport – redelijkerwijs aanleiding bestond om te twijfelen aan de juistheid of volledigheid van de bevindingen (en om nader onderzoek te laten doen).
Hierna zal worden toegelicht of Botersloot uit het Vinçotte-rapport had kunnen opmaken dat er een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestond op de aanwezigheid van verborgen, niet hechtgebonden asbest in het gebouw boven de kelder.
B. Met de asbestinventarisatie door AIB-Vinçotte werd voldaan aan de wettelijke informatieplicht voorafgaand aan sloop en renovatie op grond van het Arbo-besluit 1997, het Asbestverwijderingsbesluit 1993 en de gemeentelijke bouwverordening. De gemeente en de arbeidsinspectie houden toezicht op een selectieve en veilige verwijdering van asbest uit bouwwerken. De gemeente is bevoegd gezag voor de sloopvergunning. Botersloot diende bij de aanvraag van een sloopvergunning voor de voorgenomen renovatie het rapport van een volledige asbestinventarisatie conform de BRL 5052 toe te voegen.
Het bevoegd gezag vond in het Vinçotte-rapport geen indicaties voor onvolledigheid, waaronder de potentiële aanwezigheid van niet hechtgebonden asbest in het gebouw boven de kelder, anders zou de vergunningaanvraag zijn afgewezen.
Volledigheidshalve vermelden wij hier dat Fortis bij de eigendomsoverdracht had aangegeven dat het gebouw vrij was van asbest.
Het was duidelijk in het belang van Botersloot (geweest) om te kunnen anticiperen op de aanwezigheid van spuitasbest op de vijfde verdieping. Immers, daarmee hadden de besmettingen van het gebouw die tijdens de renovatie optraden, voorkomen kunnen worden.
Botersloot mocht vertrouwen op de expertise van het gecertificeerde asbestinventarisatiebureau. Het rapport van AIB- Vinçotte maakt een zeer gedetailleerde indruk. De term ‘volledige asbestinventarisatie’ die in de periode van de BRL 5052 werd gehanteerd, suggereerde dat al het aanwezige asbest in kaart werd gebracht.
In paragraaf 2.1 van het Vinçotte-rapport wordt in algemene bewoordingen de beperking van het onderzoek vermeld: “Asbesthoudende materialen waarvan de aanwezigheid niet door middel van visuele inspectie (maar bijvoorbeeld door destructief onderzoek) kan worden vastgesteld, zijn niet opgenomen in de rapportage, met uitzondering van de asbesthoudende materialen die door het deskonderzoek zijn getraceerd”. Het rapport bevat geen aanbevelingen voor gericht vervolgonderzoek. De inspecteurs spreken niet de verwachting uit, dat in het pand nog (veel) meer asbest schuilging, dan zij bij hun onderzoek hadden getraceerd. Er worden geen concrete ruimten of constructiedelen vermeld, waar op basis van een redelijk vermoeden van verborgen asbest nader onderzoek noodzakelijk werd geacht.
Uit de foto’s in het vincotte rapport (foto nummers 50 tlm 70) blijkt, dat de vijfde verdieping toegankelijk was voor de onderzoekers. Er zijn verschillende foto’s van asbestcement ventilatiekanalen in lokaal 500 genomen. Niets wijst erop dat de inspecteurs er rekening mee hielden dat zij, bijvoorbeeld omdat de vijfde verdieping naar hun mening onoverzichtelijk of beperkt toegankelijk was, een asbestbron hadden gemist, laat staan dat het hierbij uitgerekend om het gevreesde spuitasbest zou kunnen gaan. Meestal bevat spuitasbest amfibole asbestvezels die extra risicovol zijn.
Bovendien is spuitasbest door het weinige bindmiddel zeer kwetsbaar voor beschadiging, veroudering en verstoffing, waardoor gemakkelijk vezelemissie ontstaat, ook passief door luchtbewegingen, trillingen, activiteiten en dergelijke.
C. Gegeven de aan haar toe te dichten algemene bekendheid met asbest had Botersloot dienen vast te stellen dat de rapportage was opgesteld zonder dat de tekeningen waren geraadpleegd.
Deze tekeningen waren en zijn, gezien de grootte en complexiteit van de opstallen, evident om te kunnen beoordelen of buiten de vastgestelde plaatsen op andere plaatsen eveneens asbest aanwezig was of aanwezig kon zijn. Verzuimd werd namelijk door AIB-Vinçotte om een deugdelijk deskonderzoek uit te voeren; althans in de rapportage werd hierover niet gerept.
Een deskonderzoek (= onderzoek op basis van onderliggende tekeningen c.a.) geeft namelijk aan dat, buiten een visuele inspectie, eveneens de tekeningen en andere van belang zijnde gegevens werden geraadpleegd.
Aangezien dit onderzoek niet was uitgevoerd is absoluut sprake van ernstige onvolkomenheden in het onderzoek door AIB-Vinçotte.
Uit eigen ervaring van de aangestelde deskundigen is bekend dat opdrachtgevers louter op grond van de rapportage zelden op nader onderzoek aandringen als dit niet expliciet wordt aanbevolen. Er wordt vertrouwd op de deskundigheid van het gecertificeerde asbest inventarisatiebureau én op het bevoegd gezag bij de afgifte van de sloopvergunning. Van de weinige gebouwbeheerders die in voorkomende gevallen naar eigen inzicht extra onderzoeksinspanningen verlangen, is bekend dat zij in hun loopbaan een meer dan gemiddelde ervaring op het gebied van asbest hebben opgebouwd.
AIB-Vinçotte heeft, door voor haar moverende redenen, verzuimt een zgn. deskonderzoek in te stellen en derhalve geen goed en/of deugdelijk werk uitgevoerd en had Botersloot dit, na bestudering van de rapportage, moeten onderkennen.
Bij een goed deskonderzoek was de aanwezigheid van asbest c.q. asbesthoudende materialen op andere plaatsen als genoemd in de rapportage van AIB-Vinçotte bekend geworden en had Botersloot hierop kunnen anticiperen.
Van een gemiddelde deskundige mag verwacht worden dat hij een bestek en bijbehorende voorwaarden grondig kan lezen en begrijpen.
In het bestek van W. Janzen architect-adviseur d.d. 26-08-1953 is het volgende opgenomen:
Ik citeer:
“
In bijgaande staat zijn verschillende wijzen van acoustische behandeling aangegeven.
Voor de uitvoering van een bespuiting met asbest kan de onderlaag bestaan uit blauwe asbestvezels met een gewicht van 5kg per m2 samengedrukt tot een dikte van 2,5 cm. Hierover een gespoten afwerklaag van witte asbestvezels. Voor het bindmiddel mag geen waterglas gebruikt worden”.
Geluidwerend materiaal is voor wanden en plafonds van toepassing.
Geconcludeerd mag worden dat bekend was dat asbest aanwezig was in het gebouw op de wanden en/of plafonds.’
Onder 5.5 (‘conclusie’) hebben de deskundigen met zoveel woorden opgemerkt dat het antwoord op vraag i) positief is.
De deskundigen hebben ook vraag ii) positief beantwoord.