GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel
Zaaknummer : 200.081.655/01
Zaak- rolnummer Rechtbank : 352817 / HA ZA 09-3974
de man,
wonende te `s-Gravenhage,
appellant,
advocaat: mr. I. Oolgaard te `s-Gravenhage,
de vrouw,
wonende te `s-Gravenhage,
geïntimeerde,
advocaat: mr. P. Drenth te `s-Gravenhage.
Bij exploot van 18 januari 2011 is de man in hoger beroep gekomen van het vonnis van 20 oktober 2010 van de rechtbank `s- Gravenhage tussen de partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het bestreden vonnis heeft gesteld.
Bij memorie van grieven heeft de man 3 grieven aangevoerd.
Bij memorie van antwoord heeft de vrouw de grieven bestreden.
Partijen hebben hun procesdossier aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.
2. Beoordeling van het hoger beroep
1. Door de man wordt gevorderd:
Dat het uw Hof behage, te vernietigen het vonnis van 20 oktober 2010 door de rechtbank te `s- Gravenhage tussen partijen gewezen, inhoudende te bepalen dat [de man] niet ongerechtvaardigd is verrijkt.
2. De man heeft in grief 1 gesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vrouw een bedrag van € 22.753,- heeft geïnvesteerd in de woning van de man.
3. De man heeft daartoe onder meer aangevoerd:
• Ten aanzien van de contante betalingen is niet komen vast te staan dat die door de vrouw zijn verricht;
• Een aantal bonnen die de vrouw heeft overgelegd, zijn bonnen die de man heeft voldaan in aanwezigheid van zijn vriend;
• Het kan niet anders zijn dan dat de vrouw de bonnen uit de woning heeft ontvreemd;
• De vriend van de man heeft een verklaring afgelegd over de contante betalingen die in zijn aanwezigheid zijn gedaan;
• Uit de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat de man met ingang van 26 september 2007 niet meer woonachtig was bij de vrouw;
• De bonnen die zijn overgelegd, hebben geen betrekking op aankopen die voor de woning van de man zijn gedaan;
• De rechtbank heeft geen rekening gehouden met het feit dat de zuster van de vrouw in die periode eveneens een woning had aangekocht en aan het verbouwen was;
• De rechtbank had de vordering met betrekking tot de contante betalingen dan ook niet mogen toewijzen nu er onvoldoende bewijs is dat de vrouw de bonnen heeft voldaan alsmede nu er onvoldoende bewijs is dat de bonnen ook zien op aankopen voor de woning van de man;
• Ook is niet komen vast te staan dat de girale betalingen zijn gedaan voor de woning van de man;
• Het is ongeloofwaardig dat de vrouw een keuken aanschaft en betaalt voor de woning van de man, terwijl de relatie reeds is verbroken;
• De Nederlandse woordenschat van de man is beperkt, waardoor het er alle schijn van heeft dat de man iets anders heeft verklaard dan hij wilde zeggen;
4. Door de vrouw is onder meer het navolgende naar voren gebracht.
• Partijen hebben een relatie gehad van 2002 tot medio april 2008;
• De betalingen en investeringen zijn gedaan over de periode van september 2007 tot en met begin april 2008;
• De zuster van de vrouw heeft haar nieuwbouwwoning pas aangekocht op 17 april 2009;
• De vrouw heeft niet de bonnen van de man ontvreemd;
• Door de man is erkend dat het inkomen van de vrouw volledig werd aangewend ter aankoop van bouwmaterialen voor de woning;
• De heer [A] is niet betrokken geweest bij de verbouwing;
• De kortingspas heeft de vrouw destijds aan de man gegeven teneinde met korting de aankopen bij Bouwmaat te voldoen;
• Uit de bonnen zoals door de vrouw zijn overgelegd blijkt genoegzaam dat zij deze betalingen heeft verricht;
• De vrouw heeft tijdens de comparitie van partijen de originele factuur en de orderbevestiging getoond met betrekking tot de keuken;
• De man woont al sinds 1984 in Nederland. Ten tijde van de comparitie van partijen is op geen enkele wijze gebleken dat de man de Nederlandse taal niet machtig zou zijn;
• De verschillende verklaringen van de man staan volledig haaks op elkaar.
5. Het hof overweegt als volgt. Uit de gewisselde stukken volgt dat partijen jarenlang met elkaar een affectieve relatie hebben gehad. Door de vrouw is reeds in eerste aanleg een zeer gedetailleerd overzicht in het geding gebracht met betrekking tot de investeringen en betalingen die zij heeft verricht met betrekking tot de woning die aan de man in eigendom toebehoort. Vastgesteld kan worden waar de goederen zijn aangekocht en wanneer deze zijn betaald. Het hof is van oordeel dat de vrouw op basis van de door haar versterkte verificatoire bescheiden een betrouwbaar inzicht heeft verstrekt in de investeringen die gedaan zijn in de woning van de man.
6. Tijdens de comparitie van partijen op 4 augustus 2010 werd de man bijgestaan door zijn advocaat mr. G.J.B.C. Maton. Tijdens deze comparitie heeft de man onder meer verklaard:
“ Ik heb de [woning] eind april 2008 verlaten. Toen zijn wij uit elkaar gegaan. Ik betaalde de vaste lasten van de [woning] tot het moment dat ik mijn eigen huis kocht eind september 2007. Voordat ik het nieuwe huis in kon moest er nog veel aan gebeuren. [De vrouw] had een laag inkomen van € 1.400,00 dat ze spaarde omdat we daar dan de verbouwing van konden betalen. De inboedel die achter is gebleven op de [woning] hebben we samen betaald. [De vrouw] heeft spullen voor de verbouwing gekocht en die zijn afgeleverd. Maar ik heb haar nooit gevraagd die te bestellen of om daarvoor te betalen. Ze deed dat gewoon. Ik heb niet gevraagd waarom ze dat deed toen de spullen kwamen. Ik weet niet waarom ze dat deed. Het was niet onze bedoeling om samen te gaan wonen, dus dat kan haar reden niet zijn geweest. [De vrouw] heeft uit haar spaargeld betalingen gedaan en die spullen zijn in mijn nieuwe huis afgeleverd. Het is zo dat er verf, laminaat en andere dingen zijn afgeleverd maar daar heb ik ook nooit om gevraagd. Ik weet niet hoe [de vrouw] erbij komt dat we zouden gaan samenwonen. Al voordat ik het nieuwe huis kocht ging het niet goed met ons en sliepen we apart. Er is inderdaad een keuken die [de vrouw] heeft besteld, geleverd maar ik wil de bon zien.”
7. Naar het oordeel van het hof volgt uit de verklaring van de man dat er uit gelden van de vrouw investeringen zijn verricht voor de woning die in eigendom toebehoort aan de man. Gezien deze verklaring van de man in samenhang bezien met het zeer gedetailleerde overzicht dat de vrouw in het geding heeft gebracht met betrekking tot de investeringen die in het huis zijn verricht, acht het hof het aangetoond dat de investeringen zijn verricht uit financiële middelen van de vrouw. Gezien de affectieve relatie die er was tussen de man en de vrouw is de handelswijze van de vrouw om gelden te investeren in de woning begrijpelijk.
8. Het hof is van oordeel dat hetgeen de man in zijn toelichting op grief 1 heeft gesteld niet geloofwaardig is, mede gezien hetgeen hij zelf tijdens de comparitie in eerste aanleg heeft verklaard. De door de man in het geding gebrachte verklaring van de he[A] acht het hof niet relevant. Het feit dat de heer [A] bij een aantal aankopen aanwezig is geweest, en hij gezien heeft, dat de man heeft betaald, geeft geen antwoord op de vraag of de aankopen betaald zijn met gelden van de vrouw. De man heeft immers zelf verklaard dat de vrouw spullen heeft gekocht en dat die uit haar spaargeld zijn voldaan.
9. In grief 2 stelt de man dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de betalingen van de vrouw een besparing voor de man hebben opgeleverd, zodat de man met een bedrag van
€ 22.753,- is verrijkt.
10. De vrouw heeft in haar memorie van antwoord gesteld dat de man als gevolg van de investeringen van de vrouw is verrijkt. De vrouw verwijst daarbij uitdrukkelijk naar het arrest van de Hoge Raad van 5 september 2008, NJ 2008, 481.
11. Het hof overweegt als volgt. Van een verrijking kan sprake zijn indien voor de betrokkene uitgaven zijn gedaan die hij/zij anders zelf had dienen te verrichten. In het onderhavige geval is het hof van oordeel dat de man verrijkt is door de uitgaven van de vrouw, aangezien hij anders zelf de kosten van de verbouwing had dienen te betalen. Vaststaat dat de vrouw door de uitgaven is verarmd. Tussen de verrijking en de verarming bestaat naar het oordeel van het hof in het onderhavige geval een causaal verband.
12. Door de vrouw is betwist dat de inboedel in haar huis is aangeschaft door de man. Gezien deze uitdrukkelijke betwisting door de vrouw kan de man de waarde van de investeringen in zijn huis niet verrekenen met de waarde van de inboedel, die hij volgens zijn zeggen heeft achtergelaten in de woning van de vrouw.
13. Gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, behoeft grief 3 geen verdere bespreking meer.
14. Gezien het feit dat partijen jarenlang een relatie met elkaar hebben gehad acht het hof het redelijk en billijk om de proceskosten tussen partijen te compenseren en wel in die zin dat ieder der partijen zijn eigen proceskosten betaalt.
bekrachtigt het vonnis van 20 oktober 2010 van de rechtbank `s-Gravenhage tussen partijen gewezen;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat ieder der partijen zijn eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, Van Dijk en Stollenwerck en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 mei 2012 in aanwezigheid van de griffier.