GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Uitspraak : 4 juli 2012
Zaaknummer : 200.093.424/01
Rekestnummer rechtbank : F2 RK 11-329
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. P.C. Burger te Den Haag,
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. R.A.F. Jansen te Rotterdam.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Rotterdam-Rijnmond,
hierna te noemen: de raad.
De raad heeft per brief van 27 april 2012 laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 5 september 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 7 juni 2011 van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam.
De vader heeft op 27 maart 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 6 september 2011 een faxbericht van diezelfde datum met bijlage.
De zaak is op 6 juni 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is afgewezen het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor verhuizing met de na te noemen minderjarige naar Haarlem.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verkrijging van vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], hierna: de minderjarige.
2. De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw te beschikken dat het verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing met de minderjarige wordt toegewezen.
3.De vader verweert zich daartegen en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. De moeder voert het volgende aan. De moeder wenst samen met de minderjarige naar Haarlem te verhuizen. De moeder woont in [woonplaats] en werkt in Sassenheim, hetgeen een lange reistijd voor woon-werkverkeer met zich brengt. Een verhuizing naar Haarlem zal deze reistijd kunnen verkorten. Dit is voor de moeder van belang om langer op haar werk aanwezig te kunnen zijn. Bovenal zal de moeder meer rust vinden wanneer de reistijd verkort wordt, hetgeen ook in het belang van de minderjarige is. Een tweede belangrijke reden om te verhuizen is dat het sociale leven van de moeder zich afspeelt rondom Amsterdam. Hierdoor is het voor de moeder prettiger om in Haarlem te wonen. Het valt de moeder zwaar dat zij in [woonplaats] geen sociaal leven heeft en alleen bezig is met werken, reizen en de zorg voor de minderjarige. Het belang van de moeder en de minderjarige om naar Haarlem te verhuizen is groter dan het belang van continuering van de huidige zorgregeling en de vertrouwde woonomgeving. Een verhuizing naar Haarlem maakt weliswaar een andere zorgregeling noodzakelijk, maar een weekendregeling is praktisch goed uitvoerbaar en meer in het belang van de minderjarige. De vader en de minderjarige zullen effectief bezien meer tijd met elkaar kunnen doorbrengen en een dergelijke regeling zal meer rust geven dan de huidige regeling waarbij de minderjarige iedere maandagmiddag tot dinsdagochtend bij de vader is alsmede iedere vrijdagmiddag en om de week van vrijdagmiddag tot zaterdagmiddag. De moeder hecht grote waarde aan het contact tussen de vader en de minderjarige en zal er alles aan doen om de band tussen beiden in stand te houden. De moeder heeft de verhuizing goed voorbereid en is er van overtuigd dat de minderjarige een verhuizing naar Haarlem aan kan.
5. De vader verweert zich als volgt. Een verhuizing van de moeder naar Haarlem is niet in het belang van de minderjarige en dat van de vader. Afgewogen tegen het belang van de minderjarige om in haar vertrouwde omgeving te blijven wonen, bestaat er voor de moeder geen noodzaak om te verhuizen. Er zal voor de moeder nauwelijks sprake zijn van reistijdverkorting en bovendien heeft de vader zich reeds herhaaldelijk bereid verklaard om de minderjarige vaker op te vangen. De verbreking van de continuïteit van de woonomgeving en sociale leefomgeving is voor de minderjarige ingrijpend en niet in haar belang. Een verhuizing betekent bovendien het einde van de wekelijks regelmatig terugkerende contacten tussen de vader en de minderjarige. Daarmee zal ook de betrokkenheid van de vader als opvoeder en actief betrokkene bij de ontwikkeling van de minderjarige afnemen. Zo zal de vader niet langer aanwezig kunnen zijn bij sportactiviteiten en schoolvergaderingen. Daar komt bij dat, indien de minderjarige naar Haarlem verhuist, zij daar een sociaal leven zal gaan opbouwen met als gevolg dat de contacten tussen de vader en de minderjarige structureel minder zullen worden.
6. Het hof overweegt als volgt. Artikel 1:253a lid 1 BW bepaalt dat in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter kunnen worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Daarbij dienen volgens vaste rechtspraak alle relevante feiten en omstandigheden van het geval in acht te worden genomen.
7. Beide partijen hebben reële maar niet met elkaar te verenigen belangen. De moeder wenst de mogelijkheid te krijgen om haar sociale leven opnieuw op te bouwen en meer rust te krijgen. De vader wenst de minderjarige dicht bij zich te houden. De vader heeft op dit moment een goed contact met de minderjarige en maakt deel uit van haar dagelijks leven. Een verhuizing van de minderjarige naar Haarlem zal daaraan afbreuk doen. De minderjarige heeft belang bij het handhaven van de huidige regeling. Zij kan dan in haar vertrouwde omgeving blijven en door beide ouders verzorgd worden.
8. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het belang van de moeder om te verhuizen naar Haarlem minder zwaar weegt dan het belang dat de minderjarige heeft bij het handhaven van de uitgebreide functionerende zorgregeling met de vader en het blijven wonen in de vertrouwde woonomgeving. Ook de vader heeft belang bij het handhaven van de huidige regeling. Dit leidt ertoe dat het hof onvoldoende grond ziet de huidige situatie te wijzigen en de moeder toestemming te verlenen naar Haarlem te verhuizen. .
9. Het hof overweegt tot slot als volgt. Ter zitting is naar voren gekomen dat de minderjarige tot op zekere hoogte zich bewust is van het feit dat de relatie tussen de ouders moeizaam verloopt. Het hof benadrukt het belang om als ex-partners samen een goede invulling te geven aan het ouderschap na echtscheiding en de noodzaak om in het belang van de minderjarige tot goede afspraken te komen waarbij er tevens over en weer oog dient te zijn voor elkaars belangen en behoeften. Het hof spreekt de hoop uit dat partijen hun onderlinge geschillen kunnen overbruggen en in de nabije toekomst alsnog tot een regeling komen die aansluit bij ieders wensen en behoefte.
10. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Lückers, Van Dijk en Willems, bijgestaan door mr. Braat als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juli 2012.