GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
Uitspraak : 18 juli 2012
Zaaknummer : 200.104.477/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 11-663
1. [appellant 1],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [appellant 1],
2. [appellant 2],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [appellant 2],
3. [appellant 3],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [appellant 3],
verzoekers in hoger beroep,
hierna ook gezamenlijk te noemen: verzoekers,
advocaat mr. M.G.J.L. van Scherpenzeel te ’s-Gravenhage,
[geintimeerde],
in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van de hierna te noemen minderjarige,
wonende te [woonplaats], Bolivia,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: [geintimeerde],
advocaat mr. E.M. van Blokland te Amsterdam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,
zetelend te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de ambtenaar.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Verzoekers zijn op 27 maart 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 27 december 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
[geintimeerde] heeft op 22 mei 2012 een verweerschrift ingediend.
De ambtenaar heeft op 29 mei 2012 een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 20 juni 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- [appellant 1] en [appellant 2], bijgestaan door hun advocaat;
- de advocaat van [geintimeerde];
- namens de ambtenaar: de heer A.R. Baptiste en mevrouw F. Ilerie.
[appellant 3] en [geintimeerde] zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De advocaat van verzoekers heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is
- de inschrijving in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage gelast van de op 26 oktober 2000 onder nummer [nummer] opgemaakte akte, relaterende de geboorte van de minderjarige [de minderjarige], geboren [in 1996] te [geboorteplaats], Bolivia, hierna te noemen: de minderjarige;
- de verbetering gelast van voornoemde geboorteakte in dier voege dat:
• de in de rubriek ‘voor- en achternamen van de ingeschrevene’ opgenomen geslachtsnamen, te weten ‘[geslachtsnamen man en geintimeerde]’ worden gewijzigd in de geslachtsnaam ‘[geslachtsnaam geintimeerde]’;
• de in de rubriek ‘voor- en achternamen van de vader’ opgenomen gegevens, te weten ‘[namen man]’ en ‘[nummer]’ niet worden opgenomen in de akte van inschrijving;
- voor recht verklaard dat de in Bolivia opgemaakte akte van erkenning van de minderjarige van 25 oktober 2000, nr. [nummer], overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand;
- de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast een latere vermelding van erkenning aan voornoemde geboorteakte van de minderjarige toe te voegen, inhoudende de erkenning van de minderjarige door [de man], geboren [in 1950] te [geboorteplaats] en overleden [in 2005] te [plaats overlijden], Bolivia, hierna te noemen: de man, en waaruit tevens de geslachtsnaamwijziging van de minderjarige in ‘[geslachtsnamen man en geintimeerde]’ blijkt.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de toewijzing van het verzoek van [geintimeerde] om een verklaring voor recht te geven dat de beslissing van de rechtbank te Sucre (Bolivia) van 12 september 2007 (het hof begrijpt: 21 september 2005) in Nederland wordt erkend, alsmede dat de erkenning door de man van de minderjarige rechtsgeldig tot stand is gekomen.
2. Verzoekers verzoeken bij beschikking, voor zover rechtens geoorloofd uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, [geintimeerde] niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans aan haar het verzochte te ontzeggen, met veroordeling van [geintimeerde] in de proceskosten in beide instanties.
3. [geintimeerde] bestrijdt het beroep en verzoekt verzoekers niet-ontvankelijk te verklaren in hun hoger beroep, althans het hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. De ambtenaar verzoekt - in het geval het hof oordeelt dat er een rechtsgeldige ontkenning van het vaderschap heeft plaatsgevonden, die voor erkenning in Nederland in aanmerking komt, en dat er een rechtsgeldige erkenning tot stand is gekomen, die voor erkenning in Nederland in aanmerking komt - de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij de verbetering is gelast van de op 26 oktober 2000 opgemaakte geboorteakte in dier voege dat:
• de in de rubriek ‘voor- en achternamen van de ingeschrevene’ opgenomen geslachtsnamen, te weten ‘[geslachtsnamen man en geintimeerde]’ worden gewijzigd in de geslachtsnaam ‘[geslachtsnaam geintimeerde]’;
• de in de rubriek ‘voor- en achternamen van de vader’ opgenomen gegevens, te weten ‘[namen man]’ en ‘[nummer]’ niet worden opgenomen in de akte van inschrijving;
en, in zoverre opnieuw beschikkende, een verbetering te gelasten van de op 26 oktober 2000 opgemaakte geboorteakte in dier voege dat:
• in de rubriek ‘voor- en achternamen van de ingeschrevene’ opgenomen geslachtsnamen, te weten ‘[geslachtsnamen man en geintimeerde]’ worden gewijzigd in de geslachtsnaam ‘[geslachtsnamen echtgenoot geintimeerde en geintimeerde]’;
• in de rubriek ‘voor- en achternamen van de vader’ opgenomen gegevens, te weten ‘[namen man]’ en ‘[nummer]’ worden gewijzigd in ‘[namen echtgenoot geintimeerde]’ en ‘[nummer]’;
en de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten een latere vermelding betreffende de ontkenning van het vaderschap aan de op 26 oktober 2000 opgemaakte geboorteakte toe te voegen.
5. Ter zitting heeft de advocaat van verzoekers te kennen gegeven dat [appellant 2] en [appellant 3] hun hoger beroep intrekken. Deze intrekking heeft tot gevolg dat, nu de door [appellant 2] en [appellant 3] aangevoerde grieven niet meer kunnen worden onderzocht, het hoger beroep van [appellant 2] en [appellant 3] zal worden verworpen.
Ontvankelijkheid hoger beroep [appellant 1]
6. [appellant 1] stelt zich op het standpunt dat zij ontvankelijk is in haar hoger beroep, nu zij is aan te merken als belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv). Naar haar mening heeft de rechtbank haar ten onrechte aangemerkt als informant. Ten tijde van het overlijden van de man was [appellant 1] met de man gehuwd. Nu de man is overleden zonder bij testament over zijn nalatenschap te hebben beschikt, is [appellant 1] op grond van de wet één van de erfgenamen van de man. [appellant 1] heeft de nalatenschap van de man zuiver aanvaard en is blijkens de opgestelde verklaring van erfrecht gerechtigd over de nalatenschap te beschikken en deze af te wikkelen. [appellant 1] stelt dat de uitkomst van de onderhavige procedure direct gevolgen heeft voor (de afwikkeling van) de nalatenschap van de man en derhalve direct betrekking heeft op haar rechten als erfgenaam. Ter zitting is nog namens [appellant 1] betoogd dat, nu de man blijkens het procesreglement familie- en jeugdrecht rechtbanken belanghebbende zou zijn in deze procedure, thans [appellant 1] als rechtsopvolger onder algemene titel van de man van rechtswege belanghebbende is.
7. [geintimeerde] stelt zich op het standpunt dat [appellant 1] niet kan worden aangemerkt als belanghebbende en derhalve niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar hoger beroep. Zij wijst erop dat uit het procesreglement familie- en jeugdrecht rechtbanken niet blijkt dat de erfgenamen van de man belanghebbenden zijn bij een zaak betreffende een verklaring voor recht ex artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek. Volgens [geintimeerde] heeft [appellant 1] slechts een indirect (financieel) belang bij de uitkomst van de onderhavige procedure.
8. De ambtenaar refereert zich, ten aanzien van de vraag of [appellant 1] in deze procedure als belanghebbende moet worden aangemerkt, aan het oordeel van het hof.
9. Ten aanzien van de ontvankelijkheid in hoger beroep ligt aan het hof de vraag voor of [appellant 1] als belanghebbende is aan te merken en op grond van artikel 358 Rv in samenhang met artikel 806 lid 1 sub b Rv in hoger beroep kan komen van de bestreden beschikking. Ingevolge artikel 798 lid 1 Rv wordt in het familierecht onder belanghebbende verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. Iemand die slechts een indirect belang of een puur emotioneel belang bij de zaak heeft, is geen belanghebbende.
10. Het hof overweegt als volgt. Blijkens de MvA, Kamerstukken I 1997/1998, 24 649, nr. 11a, p.5 is de wettige echtgenote van de aanstaande erkenner geen belanghebbende bij de procedure tot erkenning. Gelet daarop gaat het hof ervan uit dat de wettige echtgenote van de erkenner ook geen belanghebbende is in een procedure waarin de geldigheid van de door de erkenner in het buitenland gedane erkenning wordt beoordeeld. In haar hoedanigheid van echtgenote van de man is [appellant 1] in de onderhavige procedure derhalve geen belanghebbende. Naar het oordeel van het hof behoort [appellant 1] ook in haar hoedanigheid van erfgename van de man niet tot de kring van belanghebbenden. Zij heeft als erfgename zelf geen rechtstreeks belang bij de onderhavige procedure. Immers, de belangen van [appellant 1], in haar hoedanigheid van erfgename van de man, zijn van een geheel andere aard dan de belangen die een rol spelen in de onderhavige procedure en hebben geen invloed op de beslissing ten aanzien van de geldigheid in Nederland van de door de man in Bolivia gedane erkenning van de minderjarige. Dat haar echtgenoot bij leven wel belanghebbende zou zijn geweest doet daar niet aan af. Bij zijn oordeel heeft het hof tevens gelet op de rechten die voortvloeien uit het Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
Nu [appellant 1] niet als belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 1 Rv is aan te merken, dient zij in het door haar ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
11. Het hof ziet geen aanleiding om [geintimeerde] te veroordelen in de kosten van de procedure en zal - zoals gebruikelijk in zaken van familierechtelijke aard - de kosten compenseren. Het verzoek van [appellant 1] om [geintimeerde] te veroordelen in de proceskosten wordt derhalve afgewezen.
12. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
verwerpt het hoger beroep van [appellant 2] en [appellant 3];
verklaart [appellant 1] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. De Haan-Boerdijk, Van Dijk en Linsen-Penning de Vries, bijgestaan door mr. Van de Fliert-Verburg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2012.