GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 21 maart 2012
Zaaknummer : 200.091.981/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 09-9784
[appellante],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. E.T.P. Scheers te Amsterdam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,
zetelend te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door de heer A.R. Baptiste,
hierna te noemen: de ambtenaar.
Op grond van het bepaalde in artikel 44 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
het Ressortsparket van het openbaar ministerie in het arrondissement ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: het openbaar ministerie.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 10 augustus 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 16 mei 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De ambtenaar heeft op 30 september 2011 een verweerschrift ingediend.
Het openbaar ministerie heeft op 24 oktober 2011 een conclusie overgelegd.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 23 augustus 2011 een brief van 22 augustus 2011 met bijlagen;
- op 26 augustus 2011 een brief van 25 augustus 2011 met bijlagen;
- op 6 september 2011 een brief van 5 september 2011 met bijlagen.
De zaak is op 2 februari 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de heer A.R. Baptiste en mevrouw L.I. Holtus.
De advocaat van de vrouw heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de daaraan voorafgaande tussenbeschikking van dezelfde rechtbank van 9 augustus 2010.
Bij de beschikking van 9 augustus 2010 is de behandeling van de zaak aangehouden teneinde de vrouw in de gelegenheid te stellen de registratie van haar huwelijk in het GBA van de gemeente [plaats] te realiseren alsmede een verzoek tot wijziging van haar geboortejaar bij de gemeente [plaats] in te dienen.
Bij de bestreden beschikking is afgewezen:
- het verzoek van de vrouw met betrekking tot het afgeven van een verklaring voor recht inhoudende dat de buitenlandse geboorteakte van de vrouw overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en naar haar aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand;
- het verzoek van de vrouw tot het geven van een last tot inschrijving van de buitenlandse geboorteakte van de vrouw in de registers, met latere vermelding van de rechterlijke uitspraak van 17 september 2003 van de rechtbank te Yildizeli (Turkije).
Voorts is de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek strekkende tot vaststelling van haar geboortegegevens.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de afgifte van een verklaring voor recht dat de geboorteakte van de vrouw overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en naar haar aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand. Voorts is in geschil het verzoek, overeenkomstig artikel 1: 25 lid 2 BW, de inschrijving te gelasten van de buitenlandse geboorteakte van de vrouw in de registers van de burgerlijke stand met latere vermelding van de rechterlijke uitspraak van 17 september 2003 van de rechtbank te Yildizeli (Turkije), althans, overeenkomstig artikel 1: 25 c BW, te gelasten een vervangende geboorteakte op te maken van de vrouw.
2. De vrouw verzoekt het hof zich uit te laten over de grieven, de bestreden beschikking te vernietigen, en naar het hof begrijpt opnieuw beschikkende het verzoek van de vrouw in te willigen.
3. De ambtenaar bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen, al dan niet met aanvulling of verbetering van gronden.
4. Het openbaar ministerie bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5. De vrouw stelt dat het verzoek met betrekking tot het afgeven van een verklaring voor recht, inhoudende dat de buitenlandse geboorteakte van de vrouw overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en naar haar aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand, ten onrechte is afgewezen. De juistheid van de uitspraak van de Turkse rechtbank van 17 september 2003, en de daarin gewijzigde geboortedatum van de vrouw had moeten worden erkend, nu deze uitspraak, kort gezegd, tot stand gekomen is na een behoorlijke rechtspleging. Het verzoek van de vrouw om haar gewijzigde geboortedatum op te nemen in de registers van de burgerlijke stand had moeten worden toegewezen.
De vrouw stelt voorts dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het beroep van de vrouw op artikel 8 EVRM niet slaagt, zonder daarbij een (kenbare) belangenafweging te maken. Voorts is volgens de vrouw het verzoek met betrekking tot het geven van een last tot inschrijving van de buitenlandse geboorteakte van de vrouw in de registers van de burgerlijke stand, met latere vermelding van de rechterlijke uitspraak van 17 september 2003 van de rechtbank te Yildizeli (Turkije), ten onrechte afgewezen. Ten slotte stelt de vrouw dat zij ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in haar verzoek strekkende tot vaststelling van de geboortegegevens.
6. De ambtenaar heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
7. Het hof overweegt als volgt.
8. De vrouw staat in de Gemeentelijke Basisadministratie te [plaats] geregistreerd met de geboortedatum [dag, maand] 1987, terwijl als gevolg van de uitspraak van de Turkse rechtbank van 17 september 2003 in haar huwelijksboekje, in uittreksels uit het bevolkingsregister van [plaats] te Turkije en in een internationale geboorteakte als geboortedatum [dag, maand] 1985 staat vermeld. De vrouw heeft aangevoerd dat zij belang heeft bij haar verzoeken, aangezien zij van dit verschil in geboortedatum in diverse omstandigheden grote hinder ondervindt.
9. De akte waarvan de vrouw inschrijving verzoekt, betreft de vrouw, die in het bezit is van een Nederlandse verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op grond van artikel 8 onder b van de Vreemdelingenwet 2000. Hieruit volgt dat de vrouw, gelet op het bepaalde in de artikelen 1:25 BW en 1:25c BW, noch de inschrijving van de Turkse geboorteakte kan verzoeken, noch de rechter kan verzoeken de voor het opmaken van de geboorteakte noodzakelijke gegevens vast te stellen, nu deze akte niet een persoon betreft die aan de in artikel 1:25, eerste lid onder a of b BW dan wel de in artikel 1:25c eerste lid onder a of b genoemde voorwaarden voldoet.
10. Evenmin kan de vrouw op grond van artikel 1:25, tweede lid BW de inschrijving van de Turkse geboorteakte verzoeken, nu dit artikellid ziet op het inschrijven van een latere vermelding, die aan de akte van geboorte moet worden toegevoegd. In de onderhavige zaak is van een dergelijke latere vermelding geen sprake. Een eensluidend oordeel geldt derhalve eveneens voor het beroep van de vrouw op artikel 1:25c eerste lid onder c BW.
11. Nu de akte een persoon betreft die niet aan de in artikel 1:25 lid 1 aanhef en onder a of b BW dan wel de in artikel 1:25c eerste lid onder a of b genoemde voorwaarden voldoet en daardoor – naar zijn aard - niet vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand zal het hof het verzoek van de vrouw om een verklaring voor recht ex artikel 1:26 BW afwijzen.
12. Ten aanzien van het beroep van de vrouw op artikel 8 EVRM overweegt het hof als volgt. Dit artikel vereist een belangenafweging. Het belang van de vrouw, te weten dat zij in de toekomst van de discrepantie in geboortedata in diverse officiële bescheiden, geen hinder meer zal ondervinden bij de douane, bij het registreren van haar huwelijk, bij het kopen van een huis en ten aanzien van de status van haar kind prevaleert niet boven het openbaar belang. Het beroep op artikel 8 EVRM zal het hof daarom passeren.
13. Hetgeen overigens naar voren is gebracht behoeft geen verdere bespreking nu dit niet leidt tot een ander oordeel.
14. Het hof zal derhalve, zij het op andere gronden, de bestreden beschikking bekrachtigen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van de Poll, Van Dijk, en Bos, bijgestaan door mr. Buiting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 maart 2012.