ECLI:NL:GHSGR:2012:BX7938

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.007.843
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenbericht over handtekening onder overeenkomst van geldlening

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 7 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen vader A, de appellant, en de vrouw, de geïntimeerde, met betrekking tot de authenticiteit van een handtekening onder een overeenkomst van geldlening. De appellant stelt dat de geïntimeerde op 25 oktober 1993 een bedrag van fl. 20.000 heeft geleend tegen een rentevergoeding van 7% per jaar. De geïntimeerde betwist deze claim en stelt dat de overeenkomst nooit heeft bestaan en dat de handtekening niet van haar is. Het hof heeft een deskundige, Drs. M. de Monchy, aangesteld om de handtekening te onderzoeken. De deskundige concludeert dat er veel steun is voor de hypothese dat de handtekening authentiek is en geen nabootsing. De geïntimeerde heeft echter verschillende argumenten aangevoerd tegen de deskundigheid van het rapport, waaronder het gebrek aan hoor en wederhoor en de betrouwbaarheid van het vergelijkingsmateriaal. Het hof heeft de argumenten van de geïntimeerde overwogen, maar oordeelt dat het deskundigenrapport deugdelijk is en dat het beginsel van hoor en wederhoor niet is geschonden. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank Rotterdam en wijst de vordering van de appellant toe, waarbij de geïntimeerde wordt veroordeeld tot betaling van € 8.137,79, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector civiel
Zaaknummer : 105.007.843
Zaak-rolnummer Rechtbank : 236752 / HA ZA 05-113
arrest van d.d. 7 augustus 2012
inzake
vader A,
wonende te B,
appellant,
advocaat: mr. J.P. Vandervoodt te Rotterdam,
tegen
de vrouw,
wonende te C,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.S. Florijn, te Vught.
1. Het verdere verloop van het geding
Het hof heeft op 16 augustus 2011 een tussenarrest gewezen. In dit tussenarrest is een schriftdeskundige benoemd.
Op 28 februari 2012 heeft de deskundige het deskundigenrapport gedeponeerd ter griffie van het hof.
Op 17 april 2012 heeft appellant een akte genomen.
Op 17 april 2012 heeft geïntimeerde een memorie na deskundigenbericht genomen.
Appellant heeft zijn procesdossier aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.
In het procesdossier van appellant heeft het hof niet aangetroffen de memorie na deskundigenbericht aan de zijde van geïntimeerde. Het hof heeft het exemplaar uit het griffie dossier gelezen.
2. De verdere beoordeling van het hoger beroep
Algemeen
1. In het tussenarrest van dit hof van 16 augustus 2011 heeft het hof aan de deskundige Drs. M. de Monchy opdracht gegeven om te onderzoeken of de handtekening onder de overeenkomst van 25 oktober 1993 afkomstig is van geïntimeerde.
2. De deskundige heeft de volgende conclusie getrokken:
” Afgezet tegen de definiëring uit bijlage V, bestaat op basis van het mij ter beschikking gestelde materiaal zeer veel steun voor de hypothese, dat de betwiste handtekening een echte handtekening is van [geintimeerde, de vrouw,] en geen nabootsing daarvan. Indicatoren, die op het tegendeel zouden kunnen duiden, heb ik niet aangetroffen.”
Appellant
3. Het hof leest in de akte van appellant dat hij van mening is dat hij heeft aangetoond dat geïntimeerde op 25 oktober 1993 de navolgende verklaring heeft afgelegd:
”Hierbij verklaren wij van u een bedrag ad fl. 20.000,00 te hebben geleend tegen een rente vergoeding van 7% per jaar.”
Geïntimeerde
4. Geïntimeerde heeft in haar memorie na deskundigenbericht onder meer het navolgende aangevoerd:
• Geïntimeerde wordt thans geconfronteerd met een vordering die zeer twijfelachtig is. Geïntimeerde gaat er nog steeds vanuit dat hier sprake is van een wraakactie omdat appellant en [moeder A] geen contacten kunnen hebben met hun kleinkinderen.
• Appellant en [moeder A] hebben over de betwiste overeenkomst verschillende verklaringen afgelegd die onduidelijk en tegenstrijdig zijn.
• Bovendien is geïntimeerde er stellig van overtuigd dat door appellant nooit leningen zijn verstrekt. Zij hebben hun zoon wel bij gelegenheid gelden ter beschikking gesteld maar dit waren altijd schenkingen en/of een voorschot op de nalatenschap.
• Als het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met de heer Zevenbergen is het niet begrijpelijk waarom deze het rapport niet mede heeft ondertekend.
• Desondanks blijkt uit het rapport van mevrouw De Monchy dat er op 7 november 2011 een ontmoeting is geweest van mevrouw De Monchy met de familie [A]. Geïntimeerde noch haar advocaat was daarvan op de hoogte.
• Het is verder ook onduidelijk wat er bij die gelegenheid besproken is. Het is in ieder geval onvermijdelijk dat mevrouw De Monchy daardoor is beïnvloed. Zodoende is het recht op hoor en wederhoor geschonden. Een deskundige dient zich zoals gezegd te onthouden van rechtstreekse persoonlijke contacten met (een van beide) procespartijen.
• Het vergelijkingsmateriaal dat mevrouw De Monchy gebruikt is ondeugdelijk.
• Mijn vraag aan mevrouw De Monchy of het mogelijk is dat dit vergelijkingsmateriaal door een derde vervaardigd is was dan ook bijna retorisch. Natuurlijk is dat mogelijk.
• [Zoon A] heeft zoveel gedaan om geïntimeerde in de problemen te brengen dat het zeer goed voorspelbaar is dat hij het vergelijkingsmateriaal zelf heeft vervaardigd.
• Het door mevrouw De Monchy gebruikte vergelijkingsmateriaal is echter uitsluitend en alleen afkomstig uit de administratie van [zoon A]. en kan dus op geen enkele wijze worden geverifieerd.
Het hof
5. Het hof overweegt als volgt. Uit het onderzoek van de deskundige volgt dat de deskundige beide advocaten heeft aangeschreven om vergelijkingsmateriaal aan te leveren voor het handtekeningenonderzoek.
6. De deskundige heeft aan de advocaten medegedeeld dat als vergelijkingsmateriaal kan dienen: handtekeningen op officiële documenten, zoals (huur) contracten, arbeidsovereenkomsten, bankafschriften, etc. naast een goede kleurenkopie (op glad papier) van een rijbewijs, identiteitskaart en paspoort.
7. De deskundige heeft de advocaat van geïntimeerde op 20 oktober 2011 nogmaals uit genodigd om materiaal aan te leveren voor het onderzoek. Het hof begrijpt dat geïntimeerde geen vergelijkingsmateriaal heeft aangeleverd hetgeen voor haar rekening en risico komt.
8. Op 24 januari 2012 heeft de deskundige het conceptrapport aan beide advocaten toegestuurd. Beide advocaten zijn dus in de gelegenheid geweest om opmerkingen te maken bij het deskundigenrapport.
9. Bij brief van 17 februari 2012 schrijft de advocaat van geïntimeerde aan de deskundige als reactie op het aan hem toegezonden concept-deskundigenbericht onder meer het navolgende:
” Wat betreft de achterliggende gedachte van deze vragen is het van belang om op te merken dat mijn cliënte in december 1998 na jarenlange mishandeling samen met haar twee kinderen gevlucht is. Zij heeft toen verder niets mee kunnen nemen. Al het door u gebruikte vergelijkingsmateriaal is dan ook aangeleverd door de ouders van de ex-echtgenoot van mijn cliënte. Dit vergelijkingsmateriaal is meer dan 15 jaar oud en roept bij mijn cliënte geen herinneringen op.”
10. Bij brief van 24 februari 2012 schrijft de deskundige aan de advocaat van geïntimeerde:
” Nu ik de betreffende mail/brief heden ontving, kan ik u meedelen, dat o.i. na uiterst degelijk en uitvoerig onderzoek van het originele materiaal – er geen enkele reden aan te voeren is die zou kunnen wijzen op enige vorm van manipulatie, c.q. falsificatie – zogenaamd knip en/of plakwerk – van de betwiste handtekeningen. De vervaardiging door derden kan eveneens worden uitgesloten. De onderzochte handtekeningen zijn naar onze mening authentiek”
11. Het hof is van oordeel dat het (definitieve) rapport van de deskundige – waarin vooromschreven correspondentie is verwerkt - deugdelijk is gemotiveerd. Voorts is het hof van oordeel dat het beginsel van hoor en wederhoor door de deskundige niet is geschonden. Het hof is van oordeel dat de handelswijze van de deskundige volledig transparant is geweest. Beide partijen zijn door de deskundige in de gelegenheid gesteld om vergelijkingsmateriaal aan te leveren en commentaar te geven op het concept-deskundigenbericht. Indien een partij geen materiaal aanlevert komt dit voor zijn of haar risico. Geïntimeerde is voorts door de deskundige in de gelegenheid gesteld om te reageren op het vergelijkingsmateriaal dat door appellant is aangeleverd.
12. Eén van de stukken die door appellant aan de deskundige is ter hand gesteld is een pagina van een kredietovereenkomst met de Rabobank van 13 maart 1997 en gesteld op papier van de bank. Dit geschrift, dat de deskundige mede voor haar onderzoek heeft gebruikt, is medeondertekend door geïntimeerde. Het hof neemt niet aan dat dit originele stuk van de Rabobank door appellant is gefalsificeerd.
13. Gezien de zorgvuldige wijze waarop de deskundige haar onderzoek heeft verricht is er voor het hof geen aanleiding om het deskundigenbericht niet aan te merken als deugdelijk bewijs.
Conclusie
14. Gezien de conclusie van de deskundige in samenhang bezien met de verklaringen van appellant, en de echtgenote van appellant, afgelegd ter zitting van 15 maart 2006 bij de rechtbank Rotterdam, is het hof van oordeel dat de appellant heeft bewezen dat de handtekening onder de originele overeenkomst van 25 oktober 1993 afkomstig is van geïntimeerde. Voorts heeft appellant bewezen dat hij op 25 oktober 1993 aan geïntimeerde en zijn zoon een bedrag van fl. 20.000 heeft geleend tegen een rente vergoeding van 7% per jaar.
Vernietiging
15. Op grond van wat het hof in zijn arresten van 25 januari 2011 en 16 augustus 2011 alsmede in het onderhavige arrest heeft overwogen, dient het bestreden vonnis van de rechtbank te Rotterdam te worden vernietigd.
16. De vordering van appellant om geïntimeerde te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 8.137,79 te verhogen met de overeengekomen rente ad 7% per jaar vanaf 25 februari 2005 over € 4.537,80 tot aan de dag der algehele voldoening kan derhalve worden toegewezen.
Proceskosten
17. Gezien het feit dat geïntimeerde in het ongelijk is gesteld zal het hof haar veroordelen in de proceskosten zowel in eerste aanleg als in appel. Tevens dienen de kosten van de deskundige door haar te worden voldaan.
3. Beslissing
Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis van 6 februari 2008 van de rechtbank Rotterdam tussen de partijen gewezen en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt geïntimeerde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan appellant te voldoen de somma van € 8.137,79, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 7% per jaar vanaf 25 februari 2005 over € 4.537,80 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt geïntimeerde in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep, aan de zijde van appellant begroot op € 8.015,89, gespecificeerd als volgt:
• Eerste aanleg € 2.581,60
• Kosten deskundige € 3.000,29
• Vastrecht € 254,00
• Salaris advocaat € 2.180,00
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, van Dijk en Stollenwerck en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 augustus 2012 in aanwezigheid van de griffier.