ECLI:NL:GHSGR:2012:BX8872
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid bij fietsongeval en verkeersregels
In deze zaak gaat het om een fietsongeval dat plaatsvond op 8 november 2005, waarbij appellant [X] en geïntimeerde [Y] betrokken waren. [X] fietste rechtdoor op een fietspad terwijl [Y] van plan was linksaf te slaan bij de kruising met de Prinsenlaan in Rotterdam. [X] viel ten val en brak zijn heup, waarna hij schadevergoeding eiste van [Y]. De rechtbank Rotterdam wees de vordering van [X] af, waarna [X] in hoger beroep ging. In hoger beroep heeft [X] twee grieven ingediend, waarbij hij betoogde dat [Y] onrechtmatig had gehandeld door linksaf te slaan zonder voorrang te verlenen en dat hij zijn arm niet had uitgestoken om zijn voornemen aan te geven.
Het hof heeft de grieven van [X] verworpen. Ten eerste oordeelde het hof dat niet bewezen was dat [Y] daadwerkelijk linksaf sloeg op het moment van de aanrijding. De verklaringen van [X] en [Y] waren tegenstrijdig, en het hof concludeerde dat [Y] niet onrechtmatig had gehandeld. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat [Y] gevaarzettend had gehandeld, aangezien [X] met een hoge snelheid reed en er omstandigheden waren, zoals bladeren op de weg, die bijdroegen aan de val van [X].
Wat betreft de tweede grief, oordeelde het hof dat [Y] niet verplicht was om zijn arm uit te steken, omdat niet was komen vast te staan dat hij op het moment van de aanrijding al linksaf zou slaan. Het hof concludeerde dat het niet aannemelijk was dat het uitsteken van de arm door [Y] het ongeval had kunnen voorkomen. Uiteindelijk bekrachtigde het hof het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [X] in de kosten van het hoger beroep.