ECLI:NL:GHSGR:2012:BY2334

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.080.115
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en huurvordering in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen de man en de vrouw na hun echtscheiding. De man, wonende in de Verenigde Staten, is in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin de verdeling van de inboedel en de waarde van de woning te Suriname werd vastgesteld. De man betwist de waarde van de woning, die door de rechtbank op US$ 190.000,- was vastgesteld, en stelt dat deze waarde lager moet zijn vanwege gebreken aan de woning. Het hof overweegt dat de man gebonden is aan de overeenkomst die hij met de vrouw heeft gesloten over de waarde van de woning, ondanks zijn latere taxatie die een lagere waarde aangeeft.

Daarnaast wordt de verdeling van de inboedel besproken. Het hof oordeelt dat de man niet voldoende heeft aangetoond welke goederen tot de inboedel behoren en dat hij niet aan zijn stelplicht heeft voldaan. De vrouw heeft de stellingen van de man betwist en het hof concludeert dat de inboedel gelijk verdeeld moet worden. Ook de kwestie van de motorfiets van het merk Kawasaki komt aan bod, waarbij het hof beslist dat deze moet worden verkocht en de opbrengst gelijk verdeeld moet worden.

Verder wordt de huurvordering van de man besproken, waarbij het hof oordeelt dat de rechtbank deze terecht niet heeft betrokken in haar oordeel. De man heeft niet aangetoond dat er op het moment van ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap een huurvordering bestond. Tot slot wordt de rechtsweigering van de vrouw besproken, waarbij het hof oordeelt dat de procedure tot verdeling zich niet leent voor de vaststelling van schadevergoeding wegens onrechtmatige daad. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank voor zover het de motorfiets betreft en compenseert de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector familie
Zaaknummer : 200.080.115
Zaak-rolnummer Rechtbank : 310568 / HA ZA 08-1686
arrest van d.d. 23 oktober 2012
inzake
de man,
wonende te [A}, Verenigde Staten van Amerika,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.R. Juriaans te Leiden,
tegen
de vrouw,
wonende te [B],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. D.N. van Wensen te Rotterdam.
1. Het geding
Bij exploot van 30 november 2010 is de man in hoger beroep gekomen van het vonnis van 1 september 2010 van de rechtbank Rotterdam tussen de partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.
Bij memorie van grieven heeft de man 9 grieven geformuleerd.
Bij memorie van antwoord heeft de vrouw de grieven bestreden.
De partijen hebben hun procesdossier aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.
2. Beoordeling van het hoger beroep
Algemeen
1. Door de man wordt gevorderd: dat het uw hof moge behage bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen het vonnis van de rechtbank Rotterdam, gewezen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 september 2010 onder rolnummer 310568 / HA ZA 08-1686 en opnieuw rechtdoende:
in conventie eiseres in eerste aanleg, thans geïntimeerde, alsnog in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze vorderingen af te wijzen, zulks met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties;
in reconventie eiser in eerste aanleg, thans appellant, alsnog de vordering toe te wijzen en geïntimeerde te veroordelen aan appellant te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting, de som van € 33.043,15 vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 16 december 2007 althans vanaf de dag van rechtsingang tot aan die der algehele voldoening, voorts met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties.
Indien mogelijk bespreekt het hof de grieven zoveel mogelijk gezamenlijk.
2. Uit de gewisselde stukken volgt dat de echtscheidingsbeschikking op 18 januari 2008 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3. De rechtbank Rotterdam heeft in het bestreden vonnis van 10 december 2010 de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld.
Waarde woonhuis
4. De woning te Suriname is door de rechtbank Rotterdam aan de man toegedeeld. De grief van de man richt zich niet tegen de toedeling van de woning aan hem, maar uitsluitend tegen de door de rechtbank ter zake van de verdeling gehanteerde waarde van deze onroerende zaak.
5. Het hof begrijpt uit de grief van de man dat hij van mening is dat voor de waarde van de woning uitgegaan moet worden van een bedrag van US$ 152.895,- en niet van US$ 190.000,-. In zijn toelichting op zijn grief stelt de man dat partijen tijdens de comparitie bij de rechtbank weliswaar zijn uitgegaan van een waarde van
US$ € 190.000,-, maar dat daarna ook bleek dat de woning diverse gebreken vertoonde die de waarde negatief beïnvloeden en dat om die reden geïntimeerde zelf de benoeming van een deskundige heeft verzocht.
6. Door de vrouw is gesteld dat partijen tijdens de comparitie van partijen bij de rechtbank met elkaar zijn overeengekomen dat voor de waarde van het woonhuis uitgegaan moet worden van een bedrag van US$ 190.000,-.
7. Het hof overweegt als volgt. Uit het bestreden vonnis van de rechtbank Rotterdam (zie ro 7.2) volgt dat partijen bij gelegenheid van de comparitie in eerste aanleg overeenstemming hebben bereikt over de waarde van de woning. Naar het oordeel van het hof volgt ook uit de toelichting van de man dat partijen het eens waren over de waarde van de woning en wel voor een bedrag van US$ 190.000,-. Uit de nadien gewisselde processtukken in eerste aanleg blijkt niet dat de man die overeenkomst niet gestand zou willen doen. Eerst in hoger beroep stelt de man aan de hand van een door hem opgedragen taxatie dat de waarde lager is. De vrouw bestrijdt dat taxatierapport van de man. Het hof is van oordeel dat de man nog steeds gebonden is aan de overeenkomst die hij met de vrouw heeft gesloten met betrekking tot de waarde van de woning te Suriname. Het enkele feit dat een na de comparitie in zijn opdracht verrichte taxatie een lagere waarde geeft, is geen vernietigingsgrond en kan ook niet voeren tot de conclusie dat de man naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet meer gebonden is aan de meervermelde overeenkomst.
Inboedel voormalige echtelijke woning
8. In grief 2 stelt de man dat de rechtbank niet had kunnen volstaan met te bepalen dat de inboedel bij helfte aan elk van partijen toekomt zonder een specificatie. Hierdoor is het geschil in de visie van de man niet opgelost.
9. De vrouw kan zich vinden in de beslissing van de rechtbank dat de inboedel van de voormalige echtelijke woning gelijk tussen de man en de vrouw moet worden verdeeld.
10. In punt 8 van zijn conclusie van antwoord geeft de man een opsomming van de goederen die aanwezig waren in de voormalige echtelijke woning. De vrouw heeft in haar conclusie van repliek in conventie (zie punt 3) betwist dat die activa in haar bezit zijn.
11. Het hof overweegt als volgt. Op basis de gewisselde processtukken kan het hof niet vaststellen welke goederen behoren tot de inboedel van de voormalige echtelijke woning. De man geeft in zijn zeer summiere toelichting op zijn grief niet aan:
1) welke goederen tot de inboedel moeten worden gerekend van de voormalige echtelijke woning;
2) de door hem voorgestane verdeling van de inboedelgoederen .
Naar het oordeel van het hof heeft de man niet aan zijn stelplicht voldaan. Grief 2 treft geen doel.
12. In grief 3 stelt de man dat hij heeft aangeboden om te bewijzen welke zaken tot de inboedel van de voormalige echtelijke woning behoorden. In de toelichting op zijn grief geeft de man echter niet aan wie hij als getuigen wenst te horen en wat die getuigen met betrekking tot zijn stelling mogelijk zouden kunnen verklaren.
13. De vrouw is van mening dat de rechtbank het getuigenaanbod terecht heeft afgewezen.
14. Het hof overweegt als volgt. Het hof is van oordeel dat het door de man in appel gedane bewijsaanbod ontoereikend is. De man had dienen aan te geven wat hij wilde bewijzen, wie hij als getuige(n) wilde horen en wat zij mogelijk zouden kunnen verklaren.
Inboedel woning te Suriname
15. De man stelt in grief 4 dat hij het er niet mee eens is dat de rechtbank in het bestreden vonnis de inboedel van de woning te Suriname en het gereedschap bij helfte heeft verdeeld tussen de man en de vrouw. In zijn toelichting op de grief stelt de man dat de vrouw inboedelzaken en gereedschappen heeft verwijderd en elders heeft opgeslagen.
16. Door de vrouw wordt gesteld dat de inboedel van de woning zich bij de vader van de man bevindt.
17. Het hof overweegt als volgt. Het hof begrijpt uit de toelichting op de grief van de man dat hij geen bezwaar heeft tegen een verdeling van de inboedel en de gereedschappen bij helfte. Het feit dat de inboedelgoederen zich op verschillende plaatsen bevinden doet er niet aan af dat partijen de inboedel en de gereedschappen bij helfte kunnen verdelen.
Kawasaki
18. De man is het er niet mee eens dat de rechtbank de motorfiets van het merk Kawasaki met een waarde van € 4.500,- aan hem heeft toegedeeld. De man stelt dat hij niet in het bezit is van de motorfiets. De man stelt voorts dat hij bereid is te bewijzen dat de vrouw de motor tot zich heeft genomen.
19. Door de vrouw wordt gesteld dat zij niet weet waar de motorfiets zich bevindt. De motorfiets was in gebruik van de man.
20. Het hof overweegt als volgt. Het hof begrijpt uit de stellingen van partijen dat tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap behoort een motorfiets van het merk Kawasaki. Beide partijen verschillen van mening waar de motorfiets zich bevindt. In het kader van de vaststelling van de verdeling is het niet van belang waar de motorfiets zich bevindt. Gezien het feit dat de man de motorfiets niet in het kader van de verdeling wenst te verkrijgen zal het hof bepalen dat de motorfiets dient te worden verkocht en de opbrengst gelijk tussen partijen moet worden verdeeld.
Huurpenningen
21. In grief 6 stelt de man dat de rechtbank ten onrechte het kopje huurpenningen onbesproken heeft gelaten. Voorts geeft de man in grief 6 aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de man niet heeft aangetoond dat hij onderhoudskosten heeft betaald met betrekking tot de woning in Suriname.
22. De vrouw heeft gesteld dat de man de woning aan de [...] heeft verhuurd.
23. Het hof overweegt als volgt. Als de rechter de verdeling dient vast te stellen is relevant welke activa behoren tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. Op basis van de door partijen gewisselde stukken heeft het hof niet kunnen vaststellen of op de datum van de ontbinding van de voormalige huwelijksgoederengemeenschap een huurvordering op een derde bestond. Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank terecht de post huurpenningen niet in haar oordeel betrokken.
24. Naar het oordeel van het hof heeft de man niet voldaan aan zijn stelplicht met betrekking tot de onderhoudskosten die hij volgens zijn zeggen heeft betaald met betrekking tot de woning te Suriname. De man geeft in zijn grief geen enkele toelichting met betrekking tot de onderhoudskosten.
Gereedschap
25. In grief 7 heeft de man gesteld dat de rechtbank bij de toedeling van het persoonlijk gereedschap aan hem ten onrechte een waarde heeft aangenomen van € 27.595,-.
26. In de toelichting heeft de man onder meer naar voren gebracht:
” Appellant heeft met zijn aanvoeringen willen betogen dat geïntimeerde met haar handelwijze heeft beoogd hem te benadelen door het achterhouden van het gespecialiseerde gereedschap waardoor hij zijn professionele werkzaamheden niet kan uitvoeren. De rechtbank had in acht dienen te nemen de zeer slechte verhouding tussen partijen en dienen te onderzoeken en in het onderzoek te betrekken het door appellant gemotiveerd aangeboden bewijs van zijn stellingen, t.w. dat geïntimeerde appellant heeft beoogd te benadelen; naar gelang van de uitkomst van het onderzoek had de rechtbank daaraan gevolgen kunnen verbinden voor de toedeling en de waardering van deze zaken.”
27. De vrouw heeft slechts gesteld dat ten onrechte is gegriefd.
28. Het hof overweegt als volgt. De man heeft in punt 9 van zijn conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie een waarde aan de gereedschappen en persoonlijke spullen toegekend van € 27.595,-. Gezien het door de man zelf ingenomen standpunt met betrekking tot de waarde van deze goederen behoefde de rechtbank geen nader onderzoek in te stellen. De grief treft derhalve geen doel.
Bedrag € 14.555,69
29. In grief 8 stelt de man dat de rechtbank ten onrechte het bedrag van € 14.555,69 buiten de verrekening heeft gelaten.
30. Het hof heeft begrepen dat volgens de man de vrouw in juli 2007 een bedrag van
€ 14.555,69 naar een rekening heeft overgeboekt waarover alleen zij kon beschikken.
31. De vrouw is van mening dat de rechtbank op goede gronden het bedrag van € 14.555,69 buiten de verrekening heeft gelaten.
32. Het hof overweegt als volgt. De onderhavige procedure heeft betrekking op de verdeling van de voormalige huwelijksgoederengemeenschap. Uit de gewisselde stukken volgt dat de huwelijksgoederengemeenschap is ontbonden op 18 januari 2008. Relevant is of op die datum tot de ontbonden gemeenschap nog een vorderingsrecht behoort van € 14.555,69. Op basis van de stellingen van partijen heeft het hof dit niet kunnen vaststellen, derhalve heeft de rechtbank het saldo van € 14.555,69 terecht niet in de verdeling betrokken.
Rechtsweigering
33. De man heeft in eerste aanleg gesteld dat de vrouw onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door hem met een mes te steken als gevolg waarvan hij ernstig gewond is geraakt. De vrouw is door de strafkamer veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden. De man stelt materiële en immateriële schade te hebben geleden.
34. De man is het niet eens met de overweging van de rechtbank, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat voor de beoordeling van de stellingen van de man een zeker niveau van expertise nodig is die slechts bij afzonderlijke procedure kan worden verkregen en de onderhavige procedure tot verdeling leent zich er althans niet toe tot een vaststelling en waardering van dergelijk gecompliceerde schadeposten te komen.
35. Het hof overweegt als volgt. De onderhavige procedure van partijen heeft betrekking op de verdeling van de voormalige huwelijksgoederengemeenschap. Op 16 december 2007 – dus tijdens het bestaan van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen – heeft de vrouw de man met een mes gestoken als gevolg waarvan hij gewond is geraakt. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat een procedure tot verdeling van de voormalige huwelijksgoederengemeenschap zich niet leent voor een vaststelling van de hoogte van een schadevergoeding ter zake van onrechtmatige daad. Van rechtsweigering is naar het oordeel van het hof geen sprake.
Gedeeltelijke vernietiging
36. Het bestreden vonnis van 1 september 2010 van de rechtbank Rotterdam tussen de partijen gewezen dient te worden vernietigd voor zover de rechtbank daarbij de motorfiets merk Kawasaki aan de man heeft toegedeeld voor een waarde van € 4.500,-.
Proceskosten
37. Gezien het feit dat er sprake is van ex-echtgenoten zal het hof de proceskosten tussen partijen compenseren.
3. Beslissing
Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis van 1 september 2010 van de rechtbank Rotterdam, voor zover aan de man is toegedeeld de motorfiets van het merk Kawasaki en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de motorfiets merk Kawasaki moet worden verkocht onder gehoudenheid van partijen de verkoopopbrengst na aftrek van de verkoopkosten bij helfte te verdelen;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat ieder der partijen zijn eigen kosten draagt;
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, van Dijk en Stollenwerck en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 oktober 2012 in aanwezigheid van de griffier.