ECLI:NL:GHSGR:2012:BY6965

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.101.417-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en de impact van godsdienst op de ontbinding van het huwelijk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, is van Syrische afkomst en heeft een streng christelijke geloofsovertuiging. Zij stelt dat de echtscheiding een inbreuk vormt op haar fundamentele vrijheid van godsdienst, zoals vastgelegd in artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 18 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De vrouw verzoekt het hof om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en een scheiding van tafel en bed uit te spreken, in plaats van een echtscheiding.

Het hof heeft de zaak op 1 juni 2012 mondeling behandeld, waarbij beide partijen aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. De vrouw heeft ook een beëdigde tolk in de Arabische taal meegenomen. Het hof overweegt dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk door de vrouw niet wordt ontkend, en dat er geen plaats is voor het afwijzen van het verzoek van de man om de echtscheiding uit te spreken. Het beroep van de vrouw op haar godsdienstige overtuiging faalt, omdat de wettelijke mogelijkheid tot ontbinding van het huwelijk gerechtvaardigd is door de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Het hof concludeert dat de geloofsovertuiging van de vrouw niet in de weg staat aan de echtscheiding. De vrouw heeft haar beroep op het pensioenverweer ingetrokken, waardoor dit punt niet verder wordt besproken. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en wijst de verzoeken van de vrouw af. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, gezien de familierechtelijke aard van de procedure. De uitspraak is gedaan door de rechters A. van Dijk, M. van de Poll en M. Mertens-de Jong, en is uitgesproken op 10 oktober 2012.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 10 oktober 2012
Zaaknummer : 200.101.417/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 11-1479
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat voorheen mr. drs. R. Dhalganjansing, thans mr. K. Mohassel Zadeh te ’s-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. G.A. Nandoe-Tewarie te Zoetermeer.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 1 februari 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 12 december 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De man heeft op 24 april 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 15 februari 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
van de zijde van de man:
- op 29 mei 2012 een brief van 25 mei 2012 met bijlagen;
- op 5 juni 2012 een brief van diezelfde datum met bijlage.
De zaak is op 1 juni 2012 mondeling behandeld, waarvan proces verbaal is opgemaakt.
Op 31 augustus 2012 is de mondelinge behandeling voortgezet.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
Daarnaast is de vrouw bijgestaan door een beëdigde tolk in de Arabische taal, mevrouw T. Suher.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en – uitvoerbaar bij voorraad en voor zover voor het hof in dit hoger beroep van belang – bepaald dat de som welke de man met ingang van de inschrijving van die beschikking in de registers van de burgerlijke stand zal verstrekken tot levensonderhoud van de vrouw voorlopig bedraagt € 385,- per maand. Iedere verdere beslissing ten aanzien van de partneralimentatie is aangehouden.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de echtscheiding en de voorlopig door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw (hierna ook: partneralimentatie).
2. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking (het hof begrijpt: voor zover het de uitgesproken echtscheiding en de voorlopig vastgestelde partneralimentatie betreft) te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zo nodig met aanvulling of verbetering van de gronden en uitvoerbaar bij voorraad, het oorspronkelijke verzoek van de man geheel af te wijzen, althans en uiterst subsidiair de scheiding van tafel en bed uit te spreken met inachtneming van haar pensioenverweer, met bepaling van de voorlopige alimentatie ten gunste van de vrouw en ten laste van de man op € 3.500,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, alles kosten rechtens.
2. De man bestrijdt het beroep en verzoekt het hof primair de vrouw in haar hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair de verzoeken van de vrouw af te wijzen.
Echtscheiding
3. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de rechtbank het verzoek van de man om de echtscheiding uit te spreken had moeten afwijzen, dan wel een scheiding van tafel en bed had moeten uitspreken. De vrouw is van Syrische afkomst en heeft een streng christelijke geloofsovertuiging. Een echtscheiding heeft ingrijpende sociale en maatschappelijke gevolgen voor haar. De vrouw meent dat het uitspreken van de echtscheiding in dit geval een inbreuk betekent op de fundamentele vrijheid van godsdienst in de zin van artikel 9 EVRM en artikel 18 van de Universele verklaring van de rechten van de mens.
Daarnaast stelt de vrouw dat als gevolg van de echtscheiding het vooruitzicht op uitkeringen aan haar na vooroverlijden van de man verloren gaan, althans ernstig zullen verminderen, zodat aan de man een termijn gesteld moet worden om ter zake hiervan een deugdelijke en adequate voorziening te treffen.
4. De man betwist de stellingen van de vrouw en meent dat de vrouw misbruik maakt van het (proces)recht. De man stemt niet in met een scheiding van tafel en bed in plaats van de echtscheiding.
5. Het hof overweegt als volgt. Dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, wordt door de vrouw niet ontkend. Daarmee staat de ‘duurzame ontwrichting’ vast. Nu de grond voor zowel een echtscheiding als een scheiding van tafel en bed ‘duurzame ontwrichting’ is en deze ‘duurzame ontwrichting’ vast staat, is voor afwijzen van het inleidend verzoek van de man, zoals de vrouw verzoekt, geen plaats. Het beroep van de vrouw op artikel 9 EVRM en 18 van de Universele verklaring van de rechten van de mens faalt. Voor zover een wettelijke mogelijkheid tot ontbinding van het burgerrechtelijk huwelijk door echtscheiding al gezien kan worden als een inbreuk op de vrijheid van godsdienst van de echtgenoot die zich op grond van godsdienstige opvattingen met echtscheiding niet kan verenigen, wordt deze beperking toegestaan door het tweede lid van artikel 9 EVRM. Het gaat immers om een wettelijke beperking die gerechtvaardigd is door de bescherming van rechten en vrijheden van anderen. Nu het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht, zoals hierboven door het hof is vastgesteld, staat de geloofsovertuiging van de vrouw niet in de weg aan het uitspreken van de echtscheiding tussen partijen.
Het hof ziet geen aanleiding om een scheiding van tafel en bed uit te spreken, nu de man zich daar tegen heeft verzet en gesteld noch gebleken is dat een verzoening tussen partijen tot de mogelijkheden behoort of dat sprake zou zijn van een andere omstandigheid, anders dan reeds besproken, die daartoe aanleiding zou geven.
Het pensioenverweer van de vrouw behoeft geen bespreking meer, nu de vrouw ter zitting haar beroep op dat punt heeft ingetrokken.
Partneralimentatie
6. De vrouw heeft ter zitting evenzeer haar beroep ten aanzien van de partneralimentatie ingetrokken, zodat deze kwestie geen verdere behandeling behoeft.
Proceskosten
7. Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
8. Uit het voorgaande volgt dat de bestreden uitspraak dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Dijk, Van de Poll en Mertens-de Jong, bijgestaan door mr. Wijkstra als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2012.