ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ1210

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-11/00764
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermogensbelasting: vernietiging van verhogingen en boeten na terugverwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, gaat het om navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting voor de jaren 1991 tot en met 1996 en 1998, alsook voor de jaren 1999 en 2000. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de uitspraken van de Inspecteur, die de navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen handhaafde. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft eerder de beroepen van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraken van de Inspecteur vernietigd. De Hoge Raad heeft vervolgens het geding terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Gravenhage voor verdere behandeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 september 2012 hebben partijen hun standpunten toegelicht. De Inspecteur heeft aangegeven dat hij niet in staat is het bewijs te leveren dat volgens de maatstaven van het boeterecht vereist is, en heeft zich verenigd met het standpunt van belanghebbende dat de verhogingen en boeten moeten vervallen. Het Hof heeft dit in overweging genomen en besloten de uitspraken van de Inspecteur te vernietigen.

Het Hof heeft de navorderingsaanslagen voor de jaren 1990 tot en met 1996 en 1998 verminderd door de verhogingen kwijt te schelden en de boetebeschikkingen vernietigd. Tevens is de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 12,70. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 oktober 2012, en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om beroep in cassatie in te stellen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
nummer BK-11/00764
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer van 18 oktober 2012
in het geding tussen:
[X] te [Z], belanghebbende,
en
de directeur van de Belastingdienst Holland-Noord (kantoor [P]), de Inspecteur,
op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de Inspecteur betreffende de hierna vermelde navorderingsaanslagen en beschikkingen.
Navorderingsaanslagen, kwijtscheldingsbesluiten, boetebeschikkingen en bezwaar
1.1.1. Aan belanghebbende zijn over de jaren 1991 tot en met 1996 en 1998 navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met een verhoging van 100 percent van de belasting, van welke verhoging geen kwijtschelding is verleend. Telkens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
1.1.2. Aan belanghebbende zijn over de jaren 1999 en 2000 navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting opgelegd en bij beschikkingen boete van 100 percent. Telkens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
1.2. De navorderingsaanslagen, de kwijtscheldingsbesluiten, de boetebeschikkingen en de beschikkingen inzake heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Loop van het geding
2.1. Bij uitspraak van 17 februari 2011, nummer 10/00768, heeft het Gerechtshof te Amsterdam de door belanghebbende tegen de uitspraken van de Inspecteur ingestelde beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de navorderingsaanslagen, de boeten en de bedragen aan heffingsrente verminderd, de verhogingen gedeeltelijk kwijtgescholden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 5.
2.2. Bij arrest van 21 oktober 2011, nummer 11/01217, LJN BT8783, heeft de Hoge Raad het door belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam ingestelde beroep in cassatie gegrond verklaard, de hofuitspraak uitsluitend wat betreft de verhogingen voor de jaren 1991 tot en met 1996 en 1998 en de boeten voor de jaren 1999 en 2000 vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof te ’s-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
2.3. Partijen hebben zich schriftelijk over het arrest van de Hoge Raad uitgelaten.
2.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 6 september 2012, gehouden te ’s-Gravenhage. Partijen zijn verschenen. Ter zitting zijn tevens de zaken met de kenmerken BK-11/00765 tot en met BK-11/00767 behandeld. Aan het einde van de zitting is partijen aangezegd dat het Hof op 18 oktober 2012, of zoveel eerder als mogelijk is, schriftelijk uitspraak doet. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt.
2.5. Op 19 september 2012 is ter griffie van het Hof een brief ingekomen waarin belanghebbende verzoekt de rechters die de zaak ter zitting van 6 september 2012 hebben behandeld, te wraken.
2.6. In verband met het hiervoor vermelde verzoek is de zaak aangehouden.
2.7. De wrakingskamer van het Hof heeft het verzoek op 12 oktober 2012 niet-ontvankelijk verklaard.
Beoordeling van het beroep
3.1. De Inspecteur heeft te kennen gegeven dat naar maatstaven van boeterecht het van hem te verlangen bewijs niet is te leveren en heeft zich daarom alsnog verenigd met het standpunt van belanghebbende dat de verhogingen en de boeten moeten vervallen.
3.2. Dat in aanmerking nemend zal het Hof de uitspraken van de Inspecteur vernietigen en bijgevolg beslissen als hierna is vermeld.
Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende na verwijzing gemaakte proceskosten. De kosten stelt het Hof vast op € 25,40 aan reiskosten, van welk bedrag wegens samenhang met de zaak BK-11/00765 de helft, ofwel € 12,70, wordt toegerekend aan de onderhavige zaak. Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraken op bezwaar die zien op een verhoging of een boete;
- vernietigt de kwijtscheldingsbesluiten;
- vermindert de navorderingsaanslagen 1990 tot en met 1996 en 1998 aldus, dat telkens de verhoging wordt kwijtgescholden;
- vernietigt de boetebeschikkingen; en
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten na verwijzing aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 12,70.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier E. Kalac. De beslissing is op 18 oktober 2012 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.