GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 5 september 2012
Zaaknummer : 200.100.182/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 11-3034
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. P.W.M. Duurland te Amersfoort,
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. Th.P.M. Moons te Amersfoort.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 10 januari 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 12 oktober 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De moeder heeft op 16 april 2012 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel en vermeerdering verzoek ingediend.
De vader heeft op 29 mei 2012 een verweerschrift op het incidenteel appel tevens houdende vermeerdering verzoek ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 1 maart 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 25 juni 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 2 juli 2012 een faxbericht met bijlagen;
- op 3 juli 2012 een faxbericht met bijlagen;
van de zijde van de moeder :
- op 26 juni 2012 een brief van 24 juni 2012 met bijlagen.
De zaak is op 5 juli 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De advocaat van de vader heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. De advocaat van de moeder heeft ter zitting twee pleitnota’s overgelegd, één die ziet op de niet-ontvankelijkheid van de vader en één in het geval de vader wel ontvankelijk is in hoger beroep.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is - met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank Utrecht van 10 december 2008 - de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de hierna te noemen minderjarigen met ingang van 1 april 2011 bepaald op € 387,- per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling aan de moeder te voldoen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
ONTVANKELIJKHEID VAN HET PRINCIPALE HOGER BEROEP
1. Het hof stelt vast dat de vader het door hem verschuldigde griffierecht in strijd met het bepaalde in artikel 3, vierde lid, Wet griffierechten burgerlijke zaken niet binnen vier weken na indiening van het beroepschrift heeft betaald.
2. Op 13 januari 2012 heeft het hof (de advocaat van ) de vader een nota gestuurd met de mededeling dat het verschuldigde griffierecht naar aanleiding van het ingediende beroepschrift uiterlijk op 8 februari 2012 op de bankrekening van het gerecht bijgeschreven moet zijn. Voorts is meegedeeld dat het verzoekschrift bij niet tijdige bijschrijving in beginsel niet inhoudelijk in behandeling wordt genomen.
Bij brief van 19 januari 2012 heeft het hof de (advocaat van de) vader bericht dat het niet tijdig voldoen van het griffierecht er, overeenkomstig het bepaalde in artikel 282a, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv), toe leidt dat de man niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep.
3. Vast staat dat het griffierecht op 10 februari 2012, derhalve twee dagen te laat, door de vader is betaald.
4. Gesteld noch gebleken zijn omstandigheden als bedoeld in artikel 282a, lid 4 Rv, die zouden moeten leiden tot de conclusie dat in het onderhavige geval niet-ontvankelijkverklaring leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Dat de vader ter zitting van het hof heeft gesteld dat hij een aanmaning van het hof heeft ontvangen, gedateerd 10 februari 2012, waarin is medegedeeld dat hij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn beroep indien het verschuldigde bedrag niet binnen vier weken na dagtekening van die brief is bijgeschreven op de desbetreffende rekening, doet aan het vorenstaande niet af. De niet tijdige betaling van het griffierecht is in casu immers niet te wijten aan verwarring wekkende informatie van de zijde van het hof. De aanmaning is immers op 10 februari 2012 aan de (advocaat van) de vader verstuurd, zijnde tevens de datum waarop de vader het griffierecht heeft betaald. De aanmaning is derhalve verstuurd na de vervaldatum van de oorspronkelijke nota waarbij duidelijk was dat niet tijdige betaling tot niet-ontvankelijkheid zou leiden en is door de (advocaat van) de vader ontvangen nadat het griffierecht – zij het twee dagen te laat – reeds was voldaan.
5. Het vorenstaande leidt er derhalve toe dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, hetgeen met zich brengt dat uitsluitend het incidenteel appel van de moeder ter beoordeling aan het hof voor ligt.
BEOORDELING VAN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
6. In geschil is de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, hierna ook: kinderalimentatie, ten behoeve van de minderjarigen [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996 en [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998, hierna: de minderjarigen.
7. In incidenteel appel verzoekt de moeder de bestreden beschikking te vernietigen en de door de vader aan haar te betalen kinderalimentatie met ingang van 1 april 2011 te bepalen op € 500,- per maand per kind en met ingang van 1 januari 2012 op € 615,- per maand per kind.
8. De vader verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in incidenteel appel, althans haar verzoek af te wijzen als ongegrond en onbewezen.
9. In incidenteel appel staat de behoefte van de minderjarigen van - geïndexeerd naar 2011 - € 615,- per maand per kind, niet ter discussie. Geïndexeerd naar 2012 bedraagt de behoefte (afgerond) € 623,- per maand per kind.
Draagkracht vader en moeder, waarbij het hof afrondt op hele bedragen
10. Bij het vaststellen van de draagkracht van partijen neemt het hof de berekeningen van de rechtbank als uitgangspunt, gezien het feit dat de moeder zich alleen niet kan verenigen met het door de rechtbank in aanmerking genomen inkomen van haar per 1 januari 2012 en met het door de rechtbank berekende besteedbaar inkomen van de vader. Voor het overige zijn er geen gronden gericht tegen de berekeningen van de rechtbank.
11. Bij het vaststellen van de draagkracht van de vader heeft de rechtbank een gemiddelde winst uit onderneming over de jaren 2008, 2009 en 2010 in aanmerking genomen van € 23.811,-. De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de zelfstandigenaftrek en de MKB-vrijstelling. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het gemiddelde box 3 inkomen over de jaren 2008, 2009 en 2010, zijnde de huuropbrengsten van het Parochiehuis van gemiddeld € 16.019,- per jaar. Rekening is gehouden met de verschuldigde kosten van de hypothecaire geldlening die op dat pand is gevestigd van € 479,- per maand. Tevens heeft de rechtbank in aanmerking genomen: de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de bijstandsnorm voor een alleenstaande, een draagkrachtpercentage van 70 en de volgende maandlasten: € 449,- rente op een hypothecaire geldlening, € 48,- forfait overige eigenaarslasten, € 138,- premie Zorgverzekeringswet, hierna: ZVW, € 70,- op aanslag betaalde premie ZVW, € 14,- eigen risico ZVW, € 25,- omgangskosten, € 224,- premie levensverzekering en € 64,- premie arbeidsongeschiktheidsverzekering. Op de woonlasten is in mindering gebracht de gemiddelde basishuur en op de premie ZVW het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel ZVW. Gelet op voormelde gegevens heeft de rechtbank de draagkrachtruimte van de vader berekend op € 797,- per maand.
12. Bij het vaststellen van de draagkracht van de moeder heeft de rechtbank een gemiddeld inkomen over de jaren 2008, 2009 en 2010 van € 28.956,- bruto per jaar in aanmerking genomen. Voorts is rekening gehouden met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de alleenstaande ouderkorting en de combinatiekorting, de bijstandsnorm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 70. Tevens heeft de rechtbank de volgende maandlasten in aanmerking genomen: € 650,- huur, € 129,- premie Zorgverzekeringswet en € 14,- eigen risico ZVW. Op de woonlasten is in mindering gebracht de gemiddelde basishuur en op de premie ZVW het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel ZVW. Op basis van deze gegevens heeft de rechtbank de draagkrachtruimte van de moeder berekend op € 469,- per maand.
13. Het hof passeert de stelling van de moeder in incidenteel appel dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan haar stelling dat bij de bepaling van het besteedbaar inkomen van de vader privéopnamen in aanmerking moeten worden genomen. Naar het oordeel van het hof vormen privéopnamen geen inkomen maar dienen te worden aangemerkt als interen op vermogen.
14. In incidenteel appel heeft de moeder onbetwist gesteld dat haar contract bij haar voormalige werkgever met ingang van 1 januari 2012 is beëindigd en dat zij aansluitend daarop een operatie heeft moeten ondergaan, waarvan het herstel enkele maanden in beslag heeft genomen, met als gevolg dat de moeder sinds januari 2012 een uitkering ingevolge de Ziektewet heeft ontvangen van € 1.347,- netto per maand, gevolgd door een WW-uitkering met ingang van 1 mei 2012. Uit de bij brief van 24 juni 2012 overgelegde producties is gebleken dat de moeder sinds 1 juni 2012 weer inkomen uit arbeid geniet. Gezien voormeld inkomen en de maandlasten van de moeder is het hof van oordeel dat de moeder in de periode van 1 januari 2012 tot 1 juni 2012 geen aandeel in de kosten van de kinderen kan leveren.
15. De vader heeft de draagkrachtberekening van de moeder, die ziet op de periode vanaf 1 juni 2012 (productie 12 bij brief van 24 juni 2012) in hoger beroep niet betwist. In die berekening heeft de moeder haar draagkrachtruimte berekend op € 511,- per maand. Het door de vader voor zijn rekening te nemen eigen aandeel in de kosten van de kinderen is dan eveneens te stellen op € 399,- per maand per kind. De totale behoefte van de minderjarige kinderen in 2012 bedraagt € 1.246,- per maand. Gelet op de draagkrachtruimte van de man van € 797,- per maand en die van de vrouw van € 511,- per maand, zal het hof het door de vader voor zijn rekening te nemen eigen aandeel in de kosten van de kinderen, voor de periode vanaf 1 juni 2012 vaststellen op € 380,- per maand per kind, nu zijn draagkracht een hogere bijdrage niet toelaat.
16. Het vorenstaande leidt ertoe dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen voor zover het de periode vanaf 1 januari 2012 betreft en dat het hof de bestreden beschikking voor het overige zal bekrachtigen.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep;
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het de kinderalimentatie vanaf 1 januari 2012 betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt - met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van 10 december 2008 van de rechtbank te Utrecht - de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie in de periode van 1 januari 2012 tot 1 juni 2012 op € 399,- per maand per kind en met ingang van 1 juni 2012 op € 380,- per maand per kind, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Zander, Van Dijk en Burgers-Thomassen, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 augustus 2012.