BELASTINGKAMER
Nr. 99/01549
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste meervoudige Belastingkamer, op het beroep van X, te Y, tegen de uitspraak van de ambtenaar belast met de heffing van het waterschap Peel en Maasvallei (hierna: het Schap) op het bezwaarschrift betreffende de hem opgelegde aanslag waterkeringsomslag gebouwd voor het jaar 1997.
1. Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1997 onder aanslagnummer 1 op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de waterschapslasten van het waterschap Peel en Maasvallei opgelegd, waaronder een aanslag waterkeringsomslag gebouwd ten bedrage van ¦ 30,71 en een waterkeringsomslag ingezetenen ten bedrage van ¦ 31,82.
Belanghebbende heeft tegen deze beide aanslagen één bezwaarschrift ingediend. Het Schap heeft dit bezwaarschrift ambtshalve gesplitst en bij twee uitspraken de aanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken één beroepschrift ingediend bij het Hof.
Het Schap heeft een vertoogschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, het Schap een conclusie van dupliek.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 17 februari 2000 te
's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, en het Schap.
Het Schap heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en aan de wederpartij. Deze pleitnota wordt met toestemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgedragen. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota's moet als hier ingelast worden aangemerkt.
Zonder bezwaar van de wederpartij heeft het Schap bij zijn pleitnota een bijlage overgelegd.
Tijdens de zitting is gebleken dat belanghebbende ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld zijn beroepschrift tegen de twee uitspraken van het Schap te splitsen in evenzovele beroepschriften. Partijen hebben ter zitting ermee ingestemd dat de griffier het beroepschrift splitst door middel van kopiëring in één beroepschrift, gericht tegen de uitspraak op het bezwaarschrift tegen de waterkeringsomslag gebouwd (kenmerk Hof 99/01549) en één, gericht tegen de uitspraak op het bezwaarschrift tegen de waterkeringsomslag ingezetenen (kenmerk Hof 00/00128) en voorts, dat de griffier beide hofdossiers completeert door middel van kopiëring van de na het beroepschrift ingediende stukken.
Belanghebbende heeft ter zitting het voor het indienen van één beroepschrift verschuldigde griffierecht voldaan. Het beroep in zaaknummer 00/00128 is gelijktijdig met het onderhavige beroep behandeld.
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1. Na de wateroverlast eind 1993 en begin 1995 is wetgeving tot stand gekomen, de Deltawet grote rivieren, op grond waarvan de rivier de Maas is ingebed en ingedijkt. Daarbij zijn in het beheersgebied van het waterschap Peel en Maasvallei waterkeringen langs de Maas op een zodanige hoogte gebracht dat een bescherming wordt geboden van 1/50, dat wil zeggen dat een waterstand die met een kans van eenmaal in de 50 jaar voorkomt, wordt gekeerd. De aanleg van de waterkeringen heeft plaats gevonden onder verantwoordelijkheid van het Rijk en de provincie Limburg.
2.2. Bij besluit van Provinciale Staten van Limburg van 15 november 1996, goedgekeurd door de Minister van Verkeer en Waterstaat bij besluit van 6 december 1996, nummer RH96/1303, is een wijziging vastgesteld van het reglement van het Waterschap Peel en Maasvallei, waarbij artikel 1 als volgt kwam te luiden:
"1. De begrenzingen van de gebieden waarin het waterschap zijn taken uitoefent zijn aangegeven op de bij dit reglement behorende, gewaarmerkte kaart.
2. Gedeputeerde staten werken de kaart bedoeld in het eerste lid zonodig gedetailleerd uit.
3. Een besluit van gedeputeerde staten als bedoeld in het tweede lid wordt voorbereid met toepassing van de openbare procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.",
"1. Het waterschap heeft ten doel de waterstaatkundige verzorging van de in artikel 1 bedoelde gebieden, voor zover deze zorg niet tot de taak van andere publiekrechtelijke lichamen behoort.
2. Deze zorg omvat de volgende taken:
a. de zorg voor het oppervlaktewater in kwantitatief opzicht in zowel hydrologische als morfologische zin;
b. de zorg voor de kering van het water van de Maas door het instandhouden en doen functioneren van waterkeringen, beekafsluiters en pomp- en kwelvoorzieningen.".
Aan artikel 21 van het reglement werd een nieuw lid toegevoegd, luidende:
"3. De kosten van de zorg voor de waterkering kunnen uitsluitend worden toegedeeld aan de categorieën van belanghebbenden, bedoeld in artikel 116, onder a, c en d van de Waterschapswet.".
2.3. Bij besluiten, genomen in de openbare vergaderingen van het algemeen bestuur van het waterschap Peel en Maasvallei van 30 oktober 1996 en 18 december 1996 zijn de Verordening op de waterschapsomslagen 1994 (hierna: de Verordening) en de Kostentoedelingsverordening waterschap Peel en Maasvallei per 1 januari 1997 aangepast aan de wijzigingen van het reglement voor het Waterschap Peel en Maasvallei als vermeld in 2.2. Na deze aanpassing luidde artikel 1 van de Verordening, voor zover hier van belang, als volgt:
"Artikel 1
Deze verordening verstaat onder:
a. taakgebied waterbeheersingszorg:
het beheersgebied zoals omschreven in artikel 1 van het reglement voor het waterschap Peel en Maasvallei;
b. taakgebied waterkeringszorg:
het beheersgebied zoals omschreven in artikel 1 van het reglement voor het waterschap Peel en Maasvallei;
c. ......",
en artikel 2, de leden 2 en 3:
"2. Ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de aan het waterschap opgedragen waterkeringstaak wordt onder de naam "waterkeringsomslag" een directe belasting geheven.".
3. De in het eerste lid en tweede lid bedoelde waterschapsomslagen worden geheven van de omslagplichtigen:
a. bedoeld in de hoofdstukken II en III, ter zake van de in die hoofdstukken genoemde onroerende zaken, voorzover deze zijn gelegen in het in artikel 1, onder a, en\of b aangeduide taakgebied en deze belang hebben bij de behartiging van de waterbeheersings- en\of waterkeringstaak van het waterschap zoals omschreven in artikel 2 van het reglement voor het waterschap Peel en Maasvallei;
b. bedoeld in hoofdstuk IV, ter zake van het hebben van woonplaats en het gebruiken van woonruimte in de in artikel 1 onder a en\of b aangeduide taakgebieden.".
Hoofdstuk II van de Verordening gaat over de omslagheffing ongebouwd, hoofdstuk III over de omslagheffing gebouwd en hoofdstuk IV over de omslagheffing ingezetenen.
Artikel 2 van de Kostentoedelingsverordening waterschap Peel en Maasvallei luidde vanaf 1 januari 1997:
"Artikel 2.1 Waterkwantiteitsbeheer
De kosten voor het waterkwantiteitsbeheer worden als volgt toegedeeld: 20,0% aan de ingezetenen;
33,6% aan de zakelijk gerechtigden gebouwd;
46,4% aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd.
Artikel 2.2 Waterkeringszorg
De kosten voor de waterkeringszorg worden als volgt toegedeeld: 40% aan de ingezetenen;
45% aan de zakelijk gerechtigden gebouwd;
15% aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd.".
2.4. Belanghebbende heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot van een gebouwde onroerende zaak in het taakgebied als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Verordening. Hij is uit dien hoofde betrokken in de heffing van de omslag van het waterschap Peel en Maasvallei met betrekking tot de waterkeringstaak van dat waterschap.
3. Geschil, standpunten en conclusies van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil, of belanghebbende in de omslagheffing ter zake van gebouwde onroerende zaken kan worden betrokken. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend omdat hij van mening is dat de Verordening op dit punt verbindende kracht moet worden ontzegd. Het Schap betwist de juistheid van dat standpunt.
3.2. Het Hof verwijst voor de standpunten van partijen en de onderbouwing daarvan naar de van hen afkomstige stukken. Tijdens de zitting hebben zij zich beperkt tot het geven van een nadere toelichting op hetgeen zij daarin hebben vermeld.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak en de daarbij gehandhaafde aanslag. Het Schap concludeert tot bevestiging van de uitspraak.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. Belanghebbende betwist niet dat de omslag is berekend in overeenstemming met de betreffende bepalingen in de Verordening.
Hij stelt echter dat het uitgangspunt van de Waterschapswet en de aan de waterschappen toevertrouwde taken de aanwezigheid is van rechtstreekse, voortdurende en aanwijsbare belangen en dat dergelijke belangen in het hier aan de orde zijnde geval ontbreken enerzijds gelet op de uiterst geringe frequentie, waarin overstromingen van de Maas zich voordoen, anderzijds omdat de onroerende zaken in het taakgebied gelet op de ruime veiligheidsmarges nooit of misschien eens in de 1000 jaar met een feitelijke overstroming te maken zullen krijgen.
4.2. Het Hof deelt deze opvatting van belanghebbende niet. Als gevolg van de ophoging van de waterkeringen in de mate als omschreven in 2.1 hiervoor hebben de onroerende zaken die zijn gelegen in het taakgebied van het waterschap Peel en Maasvallei ter zake van de waterkering een zodanig belang bij die taak dat daarmee het betrekken van de in het taakgebied gelegen onroerende zaken in de omslag van de kosten van de waterkering is gerechtvaardigd.
Het Hof verwerpt derhalve de stelling van belanghebbende dat de getroffen regeling onverbindend is.
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus vastgesteld op 29 maart 2000 door J.Th. Simons, voorzitter, A. Bijlsma en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 29 maart 2000
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in
cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van dit beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.