ECLI:NL:GHSHE:2001:AB0452
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. van Griensven
- A. de Groot-van Dijken
- J. van Erp
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vorderingen van coöperatie en naamloze vennootschap tegen geïntimeerde
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de coöperatie [APPELLANTE 1] B.A. en de naamloze vennootschap [APPELLANTE 2] N.V. tegen een tussenvonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch. De appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen de tussenvonnissen van 2 oktober 1998 en 25 juni 1999, waarin de rechtbank hen heeft opgedragen om bepaalde stukken in het geding te brengen en een deskundige heeft benoemd. De appellanten hebben in hun memorie van grieven zes grieven aangevoerd, die voornamelijk betrekking hebben op de vaststelling van de rechtbank dat de geïntimeerde op 15 januari 1990 onder protest heeft betaald en de verplichtingen van de appellanten om de belangen van de geïntimeerde te behartigen. De geïntimeerde heeft op zijn beurt een voorwaardelijk incidenteel appel ingesteld tegen het tussenvonnis van 2 oktober 1998, waarin hij betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de appellanten voldoende informatie hebben verstrekt over de wijziging van kredieten en kredietvoorwaarden.
De zaak is ter zitting van het hof behandeld op 16 januari 2001, waar de advocaten van beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de grieven van de appellanten falen en dat de voorwaarde waaronder de incidentele grief is ingesteld niet is vervuld. Het hof heeft de tussenvonnissen van de rechtbank bekrachtigd, met verbetering van gronden, en de appellanten veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak van het hof is gedaan op 27 februari 2001.