ECLI:NL:GHSHE:2001:AB1892
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag BPM en de rechtsgeldigheid van de registratie van een voertuig
In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan op het beroep van X tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst met betrekking tot een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM). De zaak betreft een Mercedes 230 CE die op 14 augustus 1995 werd geregistreerd, waarbij de belanghebbende aangifte deed voor de BPM. De aanslag bedroeg ƒ 6.408,-- aan enkelvoudige belasting, met een verhoging en heffingsrente. Na bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag verminderd, maar de belanghebbende ging in beroep.
De mondelinge behandeling vond plaats op 1 maart 2000, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en de Inspecteur aanwezig waren. De zaak werd echter abusievelijk naar het Gerechtshof te Amsterdam gestuurd, waar de Inspecteur de zaak in raadkamer behandelde. De belanghebbende liet weten niet te verschijnen. Het Hof te 's-Hertogenbosch oordeelde dat, gezien de eerdere stukken van de belanghebbende, er geen noodzaak was voor een nadere mondelinge behandeling.
Het Hof concludeerde dat de Inspecteur voldoende bewijs had geleverd dat de auto een vals Voertuig Identificatie Nummer had en dat de registratie niet correct was. De stelling van de belanghebbende dat de auto op 19 mei 1988 voor het eerst in gebruik was genomen, werd verworpen. Het Hof stelde vast dat het tijdstip van eerste ingebruikneming onbekend was en dat de Inspecteur niet onredelijk had gehandeld door uit te gaan van een fabricagedatum in 1989.
Uiteindelijk vernietigde het Hof de bestreden uitspraak, verminderde de naheffingsaanslag tot ƒ 4.389,-- en veroordeelde de Inspecteur tot vergoeding van de proceskosten. De uitspraak werd op 11 april 2001 gedaan door A. Bijlsma, lid van de kamer, en is openbaar uitgesproken.