ECLI:NL:GHSHE:2001:AD6403

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/01270
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrechtelijke geschil over aanmerkelijk belang en loonbelasting

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, ging het om een belastinggeschil van de heer A, die in beroep ging tegen een uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. De zaak betrof de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De belanghebbende had een aanmerkelijk belang in zowel A Beheer B.V. als K Beheer B.V. en haar dochtervennootschappen. De Inspecteur had vastgesteld dat de arbeidsverhoudingen van de belanghebbende met deze vennootschappen als fictieve dienstbetrekkingen moesten worden beschouwd, op basis van de Wet op de loonbelasting 1964.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 oktober 2001, waarbij de belanghebbende werd bijgestaan door zijn gemachtigde, werd de stelling van de belanghebbende dat er geen feiten waren die een lager gebruikelijk loon dan fl. 78.000,= rechtvaardigden, niet onderbouwd. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de vastgestelde belastbare inkomen te hoog was. Het beroep werd ongegrond verklaard, en het Hof vond geen aanleiding om de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van proceskosten, aangezien de Inspecteur geen aanspraak maakte op deze kosten.

De uitspraak werd op 7 november 2001 gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak werd op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken. De belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken na de verzenddatum van de uitspraak een schriftelijk verzoek in te dienen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 00/01270
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer A te H tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid Grote ondernemingen M van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op zijn bezwaarschrift betreffende de hem voor het jaar 1997 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
De mondelinge behandeling
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 24 oktober 2001 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, de heer mr. H, als gemachtigde van belanghebbende, tot bijstand vergezeld van mevrouw mr. I., beiden verbonden aan N & V Belastingadviseurs te M, alsmede, namens de Inspecteur, de heer mr. J., tot bijstand vergezeld van de heer mr. G., beiden verbonden aan de vorengenoemde eenheid van de rijksbelastingdienst.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 7 november 2001, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
De gronden voor de beslissing
Vaststaat dat belanghebbende gedurende het onderhavige jaar niet alleen een aanmerkelijk belang had in en arbeid verrichtte ten behoeve van A Beheer B.V., maar dat hij gedurende dat jaar ook een aanmerkelijk belang had in en arbeid verrichtte ten behoeve van K Beheer B.V. en haar zes dochtervennootschappen.
Ingevolge het bepaalde in artikel 4, aanhef en onderdeel d, van de Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 1997; hierna: de Wet) jo. artikel 2h van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (tekst 1997) worden belanghebbendes arbeidsverhoudingen tot al deze vennootschappen fictief als evenzovele dienstbetrekkingen beschouwd.
Belanghebbende, op wie in dezen gelet op het bepaalde in artikel 12a, eerste volzin, van de Wet de bewijslast rust, heeft in ieder geval met betrekking tot K Beheer B.V. en B.V. K XX geen feiten en/of omstandigheden gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat ter zake van soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt in het economische verkeer een lager loon dan fl. 78.000,= gebruikelijk is. Dit bewijs wordt evenmin geleverd door de enkele omstandigheid dat, naar uit de vaststaande feiten voortvloeit, belanghebbende zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd noch geheel ten behoeve van K Beheer B.V., noch geheel ten behoeve van B.V. K XX , aanwendt.
Gelet op het vorenstaande is het belastbare inkomen niet tot een te hoog bedrag vastgesteld. Het beroep is mitsdien ongegrond.
Het door belanghebbende gedane beroep op doel en strekking van artikel 12a van de Wet, de juridische structuur (rechtsvorm) en, naar het Hof begrijpt, het verdragsrechtelijk gelijkheidsbeginsel, faalt, ten aanzien van het laatste reeds omdat geen sprake is van gelijke gevallen.
Nu het beroep ongegrond is en bijzondere omstandigheden niet zijn gesteld of gebleken, vindt het Hof geen aanleiding de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard geen aanspraak te maken op vergoeding van proceskosten.
Gelet op het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 7 november 2001 door J.A. Meijer, voorzitter, P. Fortuin en P. van der Wal, en op die datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, waarnemend-griffier.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 19 november 2001
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende fl. 150,=.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van fl. 150,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.