ECLI:NL:GHSHE:2003:AM2448
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Mr. Claassens
- Mrs. Van den Elzen
- Mr. Simmelink
- Rechtspraak.nl
Strafbaarheid van vluchtelingen in verband met het bezit van valse reisdocumenten
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 oktober 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank te Breda. De verdachte, geboren in 1965, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk gebruik maken van een vals reisdocument. De raadsman van de verdachte voerde aan dat artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag verbiedt om strafsancties toe te passen op vluchtelingen die onrechtmatig het grondgebied van een verdragsluitende staat binnenkomen of zich daar bevinden. Dit zou volgens hem een strafuitsluitingsgrond opleveren voor de verdachte, die in het bezit was van een vals of vervalst reisdocument.
Het hof overwoog dat, hoewel de verdachte naar eigen zeggen gevlucht was uit zijn land en via Frankrijk naar Nederland was gereisd, de tenlastelegging niet betrekking had op onrechtmatige binnenkomst of verblijf in Nederland, maar op het bezit van een vals reisdocument. Het hof concludeerde dat artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag niet van toepassing was op de situatie van de verdachte, omdat hij niet onrechtmatig Nederland was binnengekomen. De verdachte had zich bovendien niet gemeld bij de Franse autoriteiten om asiel aan te vragen, wat ook een belangrijke factor was in de beoordeling van de zaak.
Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De verdachte werd derhalve strafbaar geacht voor het bezit van een vals reisdocument. Het hof vernietigde het eerdere vonnis, maar bevestigde dit voor het overige. De uitspraak benadrukt de grenzen van de bescherming die het Vluchtelingenverdrag biedt aan vluchtelingen in strafzaken, vooral in situaties waarin zij in het bezit zijn van valse documenten.