Parketnummer: 20-007135-05
Uitspraak : 3 oktober 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 7 februari 2005 in de strafzaak met parketnummer 03-008233-04 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [woonplaats] aan de [adres],
thans verblijvende in P.I. Limburg Zuid - HvB Overmaze te Maastricht.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard te zijn genaamd:
[alias verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats]
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en dat het hof ter zake van het primair ten laste gelegde een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar zal opleggen met toepassing van artikel 27 Sr.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.
Het hof is van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs niet kan worden bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde (moord) heeft begaan, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt dat niet vast is komen te staan dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad (in de tenlastelegging uitgedrukt met de woorden "kalm beraad en rustig overleg")
Hierbij neemt het hof in aanmerking dat door de verklaring van [getuige] (dossier blz. 66) aannemelijk is geworden dat de verdachte, zoals hij heeft verklaard, op 17 mei 2004 inderdaad een afspraak had met het slachtoffer. Immers de verdachte heeft zulks de dag tevoren, 16 mei 2004, aan [getuige] verteld.
Derhalve kan niet zonder meer worden gezegd dat de verdachte louter met kwade bedoelingen het slachtoffer voor haar onverwacht heeft opgewacht.
Voorts neemt het hof in aanmerking dat de verdachte niet onmiddellijk bij zijn ontmoeting met het slachtoffer haar heeft neergestoken, maar dat zij eerst een in boosheid oplopend gesprek hebben gevoerd en dat eerst toen de verdachte heeft gestoken.
Aldus kan niet worden uitgesloten dat de verdachte pas in de loop van het gesprek tot een woede-explosie is gekomen, waarin hij heeft besloten om te steken.
Hieraan doet niet af dat de verdachte zich vooraf al had voorzien van een mes.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 mei 2004 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer] met een mes meermalen in het hoofd en in de armen en één maal in de borstkas heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 287, juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake van een geweldsdelict en bedreiging is veroordeeld;
- de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht, voor met name het slachtoffer en haar kind;
- het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke onrust die daarvan het gevolg is.
In de rapporten van de psychiater mevrouw G.C.G.M. Broekman (d.d. 29 oktober) en de psycholoog en neuropsycholoog drs. A.F.J.M. Zwegers (d.d. 30 november 2004) wordt geconcludeerd dat het bewezenverklaarde de verdachte in licht verminderde mate tot volledig moet worden toegerekend. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met deze conclusie.
Het hof acht het bewezene een gruwelijk feit. De verdachte heeft naar een ontmoeting met zijn ex-partner - de moeder van zijn kind - een mes meegenomen. Toen hij op door hem gestelde vragen niet de juiste antwoorden kreeg heeft hij haar verschillende malen gestoken, waaronder in het hoofd. Hierna heeft hij haar levensgevaarlijk gewond op straat achtergelaten zonder zich verder om haar te bekommeren. Dat het slachtoffer door zijn toegebrachte verwondingen niet is overleden, is niet aan de verdachte te danken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert:
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mrs. A.R.O. Mooy en A.H.Q. Goossens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Waals, griffier,
en op 3 oktober 2005 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.H.Q. Goossens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.