ECLI:NL:GHSHE:2007:AZ7913

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-003453-06
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging doodslag en (poging) zware mishandeling met veroordeling voor eenvoudige mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 februari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling, gepleegd op 11 maart 2006 te Eindhoven. Tijdens een feest vond een vechtpartij plaats waarbij de verdachte de [slachtoffer] met een nepvuurwapen heeft geslagen. De raadsman van de verdachte heeft zich aangesloten bij het standpunt van de advocaat-generaal om vrijspraak te bepleiten voor de zwaardere aanklachten, maar heeft geen verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring van de eenvoudige mishandeling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet kan worden veroordeeld voor de poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen zijn. Echter, het hof heeft wel geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan eenvoudige mishandeling, omdat hij de [slachtoffer] met een nepvuurwapen heeft geslagen, wat letsel heeft veroorzaakt. De verdachte is eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld, en het hof heeft geoordeeld dat de mishandeling heeft plaatsgevonden in het bijzijn van anderen, wat heeft bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met aftrek van voorarrest. De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer: 20-003453-06
Uitspraak : 7 februari 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 14 september 2006 in de strafzaak met parketnummer 01-825097-06 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich niet opnieuw in hoger beroep gevoegd. De in het vonnis, waarvan beroep, gegeven beslissing op de vordering van de benadeelde partij is derhalve niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het beroepen vonnis zal vernietigen en de verdachte zal vrijspreken van het hem primair, subsidiair en meer-subsidiair ten laste gelegde en hem zal veroordelen ter zake van het meest subsidiair ten laste gelegde feit conform de vordering wijziging tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2007, tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand met aftrek van voorarrest.
Namens verdachte zijn geen verweren gevoerd met betrekking tot de bevoegdheid van de rechter, de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie of de geldigheid van de inleidende dagvaarding.
De raadsman van verdachte heeft zich aangesloten bij het standpunt van de advocaat-generaal om de verdachte -conform de beslissing van de eerste rechter- vrij te spreken van het hem primair, subsidiair en meer-subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft zich gerefereerd met betrekking tot bewezenverklaring van het meest subsidiair ten laste gelegde feit en overigens geen verweren gevoerd die een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt opleveren.
Door de raadsman is namens verdachte met betrekking tot de hem op te leggen straf of maatregel naar voren gebracht dat hij tot een andere, minder zware straf veroordeeld dient te worden dan door het openbaar ministerie is gevorderd. De raadsman heeft een geheel voorwaardelijk op te leggen straf bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 maart 2006 te Eindhoven, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een)
ander(en), althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer]
(meermalen) heeft geschopt en/of (meermalen) heeft geslagen en/of die [slachtoffer]
met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, (meermalen) heeft
gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 maart 2006 te Eindhoven tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door tezamen met zijn
mededader(s), althans alleen, opzettelijk die [slachtoffer] (meermalen) te
schoppen en/of (meermalen) te slaan en/of die [slachtoffer] met een mes, althans met
een scherp en/of puntig voorwerp, (meermalen) te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 maart 2006 te Eindhoven ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet tezamen met zijn
mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer] (meermalen) heeft geschopt en/of
(meermalen) heeft geslagen en/of die [slachtoffer] met een mes, althans met een
scherp en/of puntig voorwerp, (meermalen) heeft gestoken, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 11 maart 2006 te Eindhoven, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) (meermalen) (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of (meermalen) (met kracht) met een (imitatie) (vuur)wapen, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of (meermalen) (met kracht) (met gebalde vuist) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Het hof is met de raadsman en de advocaat-generaal van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte het onder primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
Het hof is, met de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat - in zoverre - het oordeel van de eerste rechter op de gronden als in het beroepen vonnis weergegeven, dient te worden overgenomen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meest subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 maart 2006 te Eindhoven, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) meermalen met kracht met een imitatie vuurwapen, tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Het hof stelt het navolgende vast.
Tijdens een feest aan de [straatnaam] te Eindhoven op 11 maart 2006 heeft een vechtpartij plaats gevonden waarbij [slachtoffer] werd geslagen.
De verdachte heeft bij de politie op 29 maart 2006 erkend [slachtoffer] met een neppistool te hebben geslagen en geraakt. Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] blijkt dat de verdachte [slachtoffer] met een pistool “of iets wat daarop leek” op diens hoofd heeft geslagen.
Blijkens de medische verklaring is bij [slachtoffer] als letsel waargenomen: een hematoom aan het rechter achterhoofd.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 300, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft een ander met een nepvuurwapen geslagen. Daarmee heeft verdachte bij die ander pijn veroorzaakt en diens lichamelijke integriteit geschonden.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat voor een in juridische zin ”eenvoudige mishandeling” doorgaans niet de door de advocaat-generaal geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Overeenkomstig ontwikkelde oriëntatiepunten met betrekking tot strafoplegging wordt deze vorm van mishandeling strafrechtelijk veelvuldig afgedaan met het opleggen van een geldboete.
Naar het oordeel van het hof dient in deze zaak van dat uitgangspunt in het nadeel van verdachte te worden afgeweken, gelet op
- de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld;
- de omstandigheid dat verdachte een voorwerp -nepvuurwapen - daarbij heeft gebruikt, welk nepvuurwapen hij bewust had meegenomen “voor het geval dat”;
- de omstandigheid dat de mishandeling heeft plaatsgevonden tijdens een feest ten aanschouwen van bezoekers waardoor verdachte de in de samenleving heersende gevoelens van onrust en onveiligheid heeft gevoed, te meer nu hij daarbij gebruik heeft gemaakt van een nepvuurwapen.
Alles overziend acht het hof de door de advocaat-generaal geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand passend en geboden en ziet het hof geen termen om die maand dan wel een gedeelte daarvan, in overeenstemming met het voorstel van de verdediging, voorwaardelijk op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het meest subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Mishandeling.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr. C.R.L.R.M. Ficq, voorzitter,
mr. A.R.O. Mooy en mr. J.W. de Ruijter,
in tegenwoordigheid van dhr. P.N.M. de Bruijn, griffier,
en op 7 februari 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.