- Op 15 maart 2004 om 23.56 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte] met het verzoek om naar Eindhoven te komen voor iets belangrijks. Het heeft betrekking op [betrokkene 1]. [betrokkene 1] is de zus van [verdachte] en de schoonzus van [medeverdachte].
Er wordt een afspraak gemaakt dat [verdachte] op 16 maart 2004 om 19.00 uur bij
[medeverdachte] thuis ([adres]) zal komen.
- Op 16 maart 2004 omstreeks 19.00 uur arriveert [verdachte] in een bij hem in gebruik zijnde auto, een blauwe Nissan, bij de woning van [medeverdachte].
- In de woning wordt kort gesproken over een relatie tussen [betrokkene 1] en [slachtoffer], waarvan [verdachte] tot op dat moment niet op de hoogte was.
- Vervolgens vertrekken [medeverdachte] en [verdachte] met de auto van [verdachte], die wordt bestuurd door [medeverdachte], naar [eethuis A] te Eindhoven alwaar het gesprek wordt voortgezet.
[medeverdachte] vertelt tegen [verdachte] onder andere dat hij [slachtoffer] in aanwezigheid van [betrokkene 1] heeft aangesproken over hun relatie, hem daarbij de huid heeft volgescholden en dat hij op 15 maart 2004, nadat hij had gezien dat [slachtoffer] reed in de [straatnaam] (de straat waar [betrokkene 1] toen woonde), hem heeft achtervolgd.
Voorts komt [medeverdachte] met het plan om [slachtoffer] bang te gaan maken. Dat bang maken zou inhouden het bedreigen van [slachtoffer] met woorden en hem desnoods (flinke) klappen geven. [medeverdachte] vraagt [verdachte] hem daarbij te helpen, waarmee [verdachte] instemt.
Beiden zijn boos over de ontstane situatie.
- In de tijdspanne die volgt zijn [verdachte] en [medeverdachte] nog in de woning van [medeverdachte] geweest , rijden zij langs de woning en het eethuis ([eethuis B] aan de [adres eethuis]) van [slachtoffer] , wordt een vluchtroute verkend , getankt en wordt een loktelefoontje geplaatst bij [eethuis B].
Die telefonische bestelling vindt plaats om 21.48 uur met het verzoek de bestelling af te leveren op de Bessenvlinderstraat [huisnummer] te Eindhoven . Het plan om [slachtoffer] op deze wijze naar een afgelegen plek te lokken wordt door [medeverdachte] onderweg voorgesteld aan [verdachte], die daarmee instemt .
De bestelling wordt vanuit de auto van [verdachte] gedaan in de buurt van de flat aan de Bessenvlinderstraat door [medeverdachte] in aanwezigheid van [verdachte] . [medeverdachte] bedient zich hierbij van de telefoon van [verdachte] , waarin een simkaart wordt geplaatst afkomstig van [medeverdachte] .
Vervolgens wordt door [verdachte] en [medeverdachte] bij het huis van [slachtoffer] gecontroleerd of [slachtoffer] aanstalten maakt om de bestelling te gaan bezorgen, hetgeen het geval is.
[verdachte] en [medeverdachte] keren in de auto van [verdachte] terug naar de Pagelaan, waar de auto wordt geparkeerd nabij de plaats waar de vluchtroute uitkomt.
Vervolgens gaan [verdachte] en [medeverdachte] te voet naar de flat aan de Bessenvlinderstraat, alwaar zij de komst van [slachtoffer] verscholen afwachten. Op dat moment dragen zij mutsen en handschoenen, waarvoor [medeverdachte] heeft gezorgd.
- Als [slachtoffer] met de bestelling verschijnt wordt hij door [medeverdachte] aangeroepen.
Op dat moment kijkt [verdachte] naar [medeverdachte] die op korte afstand schuin achter hem loopt en ziet dat deze met gestrekte arm een pistool richt op [slachtoffer].
Vervolgens loopt [verdachte] naar [slachtoffer] toe en trekt een draagtas uit diens handen.
Kort hierop en zonder dat met [slachtoffer] is gesproken schiet [medeverdachte][slachtoffer] neer , van nabij, in twee series schoten, de laatste staand bij/boven de inmiddels op de grond liggende [slachtoffer] .
- [medeverdachte] steekt vervolgens het wapen achter zijn jas .
- Daarna vluchten [verdachte] en [medeverdachte], zonder zich te bekommeren om [slachtoffer], weg over de verkende vluchtroute naar de auto van [verdachte] . [verdachte], die de auto bestuurt, zet [medeverdachte] af bij diens woning, waarna hij uit Eindhoven vertrekt .
Na binnenkomst in zijn woning zegt [medeverdachte] tegen zijn echtgenote [naam] dat hij [slachtoffer] heeft doodgeschoten, terwijl hij een vuurwapen onder zijn jas vandaan haalt en op tafel legt . Dat wapen was afkomstig uit de woning van [medeverdachte] .
- [verdachte] was, voordat hij die avond met [medeverdachte] op pad ging, op de hoogte van het feit dat [medeverdachte] een vuurwapen met munitie in huis had en heeft [medeverdachte] wel eens met een vuurwapen zien schieten .