ECLI:NL:GHSHE:2007:BB5044
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- P.A.M. Hendriks
- G.A.M. Stevens
- A.R.O. Mooy
- Rechtspraak.nl
Klacht ex artikel 12 Sv over (zware) mishandeling tijdens sportwedstrijd
Op 4 april 2005 heeft klaagster aangifte gedaan van (zware) mishandeling, beweerdelijk gepleegd door beklaagde tijdens een basketbalwedstrijd. De officier van justitie heeft op 5 april 2005 besloten de zaak niet te vervolgen wegens onvoldoende nationaal belang. Klaagster heeft hierop op 12 oktober 2005 een klaagschrift ingediend bij het hof, dat op 13 oktober 2005 is ingekomen. De advocaat-generaal heeft in een verslag van 3 januari 2006 geadviseerd het beklag af te wijzen. Het klaagschrift is op 14 maart 2006 in raadkamer behandeld, maar klaagster is niet verschenen. Het hof heeft op 11 april 2006 besloten beklaagde op te roepen om haar te horen.
De zaak is op 7 november 2006 en 10 april 2007 opnieuw in raadkamer behandeld, waarbij de advocaat-generaal heeft volhard in het eerdere advies. Klaagster stelt dat beklaagde haar opzettelijk een elleboogstoot in het gezicht heeft gegeven, wat heeft geleid tot een ontwrichte kaak, een scheur in het rechter trommelvlies en een hersenschudding. Beklaagde ontkent opzet en stelt dat zij mogelijk per ongeluk haar armen heeft bewogen.
Getuigen, waaronder de scheidsrechters, hebben verklaard dat zij na de wedstrijd de videoband hebben bekeken en bevestigen dat beklaagde opzettelijk heeft gehandeld. Het hof heeft de advocaat-generaal verzocht om de stukken van de tuchtcommissie en de commissie van beroep te achterhalen. De Tucht- en Geschillencommissie heeft beklaagde gestraft, maar de Commissie van Beroep heeft deze straf vernietigd wegens veronachtzaming van processuele voorschriften.
Het hof concludeert dat er voldoende aanwijzingen zijn om de vervolging van beklaagde te bevelen, ondanks het feit dat de videoband niet meer beschikbaar is. Het hof verklaart het beklag gegrond en beveelt de vervolging van beklaagde terzake van (zware) mishandeling.