4.1. In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[Oud Papiercentrale B.V.] handelt in oud papier. Ten behoeve hiervan beschikt [Oud Papiercentrale B.V.] over perscontainers. Dit zijn containers die voorzien zijn van een hydraulische pers om het oud papier op adequate wijze, samengeperst, te verzamelen.
Bij factuur van 8 maart 1996 heeft Inalfa BV, handelend onder de naam Inalfa Metal, aan (de rechtsvoorganger van) [Oud Papiercentrale B.V.] ƒ 19.698,88 inclusief btw in rekening gebracht met als omschrijving:
“Wij belasten Uw rekening voor de aankoop bij Icova ten behoeve van U van 1 perscontainer en 1 extra hull”.
Op de factuur staat voorts:
“Volgens afspraak tussen [X.] en [Y.]. Daar wij de nota bij Icova voor U voorgeschoten hebben, verzoeken wij U voor omgaande terugbetaling te willen zorgdragen. Bijlage: kopie faktuur Icova”.
Tussen partijen staat vast dat het hier gaat om een tweedehands perscontainer.
Op 21 maart 1996 heeft [Oud Papiercentrale B.V.] het bedrag van ƒ 19.698,88 aan Inalfa BV voldaan.
[Oud Papiercentrale B.V.] heeft een schriftelijke verklaring van [Z.] van 9 januari 2006 overgelegd. Deze verklaring luidt als volgt:
“Hiermede verklaar ik, [Z.], destijds betrokken geweest te zijn bij de onderhandelingen tussen Metaalwarenfabriek Inalfa BV (…) en Oudpapiercentrale [Oud Papiercentrale B.V.] Bv (…) in verband met de plaatsing voor rekening van Oudpapiercentrale [Oud Papiercentrale B.V.] van een papierpers op het fabrieksterrein van Metaalwarenfabriek Inalfa.
De plaatsing van de papierpers gebeurde om niet, als tegenprestatie werd het oud papier beschikbaar gesteld aan [Oud Papiercentrale B.V.] en de eventuele opbrengsten van het oud papier werden gestort op de rekening van de Zangers van St. Frans te [vestigingsplaats].
Het feit dat ik betrokken werd bij de onderhandelingen kwamen voort uit mijn functie als controller van Metaalwarenfabriek Inalfa BV en penningmeester van de Zangers van St. Frans.”
Per 1 januari 1999 is Inalfa BV juridisch gesplitst in Inalfa Roof Systems BV en Inalfa Metal BV.
Inalfa Metal BV is na een statutenwijziging in 2003 de naam Inalfa Metal Products (hierna: IMP) gaan dragen.
Inalfa Industries heeft als moedermaatschappij van IMP (toen nog genaamd Inalfa Metal BV) op 16 april 1999 een verklaring zoals bedoeld in artikel 2:403 lid 1 sub f BW afgelegd. Deze verklaring luidt voor zover thans van belang als volgt:
“Inalfa Industries B.V. (…) verklaart dat zij zich in dit kader van de toepassing van Artikel 403 Boek 2 BW hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de schulden die voortvloeien uit de door Inalfa Metal B.V. (…) aangegane rechtshandelingen gedurende 1998 en verder.”
Op 13 februari 2001 heeft Inalfa Industries een vergelijkbare verklaring afgelegd, voor zover thans van belang luidende als volgt:
“Inalfa Industires B.V. (…) verklaart dat zij zich in het kader van de toepassing van artikel 403 Boek 2 BW hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de schulden die voortvloeien uit de door Inalfa Metal B.V. (…) aangegane rechtshandelingen.”
Volgens door [Oud Papiercentrale B.V.] overgelegde jaaroverzichten van 2004 en 2005 heeft zij tot mei 2005 vrijwel elke maand karton opgehaald bij IMP en na mei 2005 geen karton meer opgehaald bij IMP.
Op 2 september 2005 heeft Inalfa Industries een verklaring gedaan als bedoeld in artikel 2:404 lid 1 BW, strekkende tot intrekking van haar aansprakelijkstelling als bedoeld in artikel 2:403 BW.
Bij vonnis van 21 september 2005 is IMP in staat van faillissement verklaard.
[Oud Papiercentrale B.V.] heeft zich na het faillissement gewend tot de curator en tot Inalfa Industries, teneinde teruggave van de hierboven onder b en c bedoelde perscontainer te bewerkstelligen. Zowel de curator als Inalfa Industries hebben kenbaar gemaakt dat de perscontainer niet (meer) aanwezig is.