ECLI:NL:GHSHE:2011:BT6278

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.089.194 T
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentiële vordering tot niet-ontvankelijkheid wegens verjaring in hoger beroep

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 september 2011, betreft het een incidentele vordering van appellant [X.] die stelt dat de vordering van geïntimeerde [Y.] Beheer B.V. is verjaard. De zaak is ontstaan uit een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, dat op 1 juni 2011 is gewezen. Appellant heeft in zijn appeldagvaarding een incidentele vordering aangekondigd, waarin hij stelt dat de vordering van Beheer B.V. geen belang meer heeft vanwege verjaring. Geïntimeerde heeft hierop gereageerd met een memorie van antwoord en heeft betwist dat het verweer van [X.] als incidenteel kan worden behandeld.

Het hof overweegt dat het Nederlandse rechtsstelsel geen gesloten systeem kent voor incidentele vorderingen. De incidentele vordering van [X.] betreft een materieel verweer dat een onderzoek naar de feiten van het geschil vereist. Het hof oordeelt dat [X.] dit verweer als grief in de hoofdzaak had moeten aanvoeren, en niet als incidentele vordering. Desondanks stelt het hof vast dat [X.] nog steeds het recht heeft om van grieven te dienen, ook al heeft hij een incident ingesteld waarin hij niet-ontvankelijk is verklaard.

De beslissing over de proceskosten van het incident wordt aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak wordt verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven aan de zijde van [X.], waarna Beheer B.V. de gelegenheid krijgt om een memorie van antwoord in te dienen. Het hof houdt iedere verdere beoordeling aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.089.194
arrest van de vierde kamer van 27 september 2011
gewezen in het incident in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. P.M.A.C. van de Laak,
tegen:
[Y.] Beheer B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. J. de Vries,
op het bij exploot van dagvaarding van 10 juni 2011 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank ’s-Hertogenbosch op 1 juni 2011 gewezen vonnis tussen appellant - [X.] - als gedaagde en geïntimeerde – Beheer B.V. - als eiseres.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 225297/ HA ZA 11-179)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. [X.] heeft in de appeldagvaarding een incidentele vordering “inhoudende het hebben van geen belang wegens verjaring van de ingestelde vordering” aangekondigd. Op de roldatum waarop de zaak werd aangebracht heeft [X.] onder overlegging van 14 producties een processtuk ingediend waarbij hij genoemde vordering heeft ingesteld.
2.2 Beheer B.V. heeft onder overlegging van vier producties in het incident geantwoord, met een processtuk aangeduid als “memorie van antwoord”.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd voor uitspraak in het incident.
3. De beoordeling
In het incident
3.1. Kort gezegd betoogt [X.] dat de vordering van Beheer B.V. is verjaard en dat daarom het bestreden vonnis moet worden vernietigd. [X.] voert dit als incident aan. Beheer B.V. heeft betwist dat dit verweer bij wijze van incident kan worden gevoerd en heeft aangevoerd dat [X.] zijn recht om van grieven te dienen heeft verspeeld.
3.2. Het hof overweegt als volgt.
Het Nederlandse rechtsstelsel kent geen gesloten systeem met betrekking tot de mogelijkheid tot het instellen van incidentele vorderingen. Het dient bij een incident echter te gaan om een processuele verwikkeling die rechterlijke bemoeienis vereist van andere aard dan de beslechting van materiële geschilpunten. De incidentele vordering heeft betrekking op een materieel verweer dat een onderzoek naar de feiten van het materiële geschil noodzakelijk maakt. Naar het oordeel van het hof leent de onderhavige vordering zich dan ook niet voor behandeling in een incident, maar had [X.] dit verweer bij wege van grief tegelijkertijd met eventuele overige grieven in de hoofdzaak naar voren dienen te brengen en te behandelen.
3.3. Anders dan Beheer B.V. heeft aangevoerd, heeft [X.] nog wel het recht om van grieven te dienen. De verwijzing naar artikel 128 lid 3 Rv gaat niet op, aangezien het daarin vervatte voorschrift is gericht op de gedaagde. In deze appelprocedure is [X.] echter de eisende partij. Verder heeft een appellant nu eenmaal het recht om van grieven te dienen, ook als hij eerst een incident heeft opgeworpen, waarin hij niet-ontvankelijk is verklaard.
3.4. Het hof zal de beslissing over de kosten van het incident aanhouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.5. De zaak wordt naar de rol verwezen voor het nemen van een memorie van grieven aan de zijde van [X.]. Beheer B.V. zal vervolgens nog in de gelegenheid worden gesteld om een memorie van antwoord te nemen.
3.6. Iedere verdere beoordeling wordt aangehouden.
4. De beslissing
Het hof:
in het incident:
verklaart [X.] niet-ontvankelijk in het incident;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 8 november 2011 voor memorie van grieven aan de zijde van [X.];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, H.A.W. Vermeulen en M.A. Wabeke en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 27 september 2011.