ECLI:NL:GHSHE:2012:BY6857

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.105.747 T
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de verkoop van een tweedehands auto en de aansprakelijkheid van de verkoper

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een geschil tussen een koper van een tweedehands auto en de verkoper. De appellant, [X.], heeft op 22 oktober 2010 een Renault Clio gekocht van de geïntimeerde, [Y.], voor een bedrag van € 3.220. Kort na de aankoop ondervond de appellant problemen met de auto, waaronder een startprobleem en een defect aan de versnellingsbak. De Wegenwacht constateerde dat de versnellingsstang provisorisch was vastgemaakt en dat er meerdere technische gebreken waren. De appellant heeft vervolgens Dekra Automotive B.V. ingeschakeld voor een onderzoek, waaruit bleek dat de auto al met gebreken was geleverd, die mogelijk bekend waren bij de verkoper.

De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vorderingen van de appellant afgewezen, onder andere omdat de appellant niet had aangetoond dat de verkoper op de hoogte was van de gebreken. In hoger beroep heeft de appellant vier grieven ingediend, waarbij hij onder andere betoogde dat de gebreken aan de auto niet aanvaardbaar waren en dat de verkoper in gebreke was gebleven. Het hof oordeelde dat de gebreken aan de auto ernstig waren en dat de verkoper mogelijk aansprakelijk was voor de tekortkomingen. Het hof heeft de zaak aangehouden voor het leveren van tegenbewijs door de verkoper en heeft partijen verzocht om nadere informatie te verstrekken over de staat van de auto ten tijde van de verkoop.

De uitspraak van het hof benadrukt de verantwoordelijkheden van verkopers bij de verkoop van tweedehands voertuigen en de verwachtingen die kopers mogen hebben over de staat van het voertuig. Het hof zal in een latere zitting verder ingaan op de bewijsvoering en de mogelijkheid van schadevergoeding voor de appellant.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.105.747/01
arrest van 18 december 2012
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. W.G.M.M. van Montfort,
tegen:
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.E.A. Hendrix,
op het bij exploot van dagvaarding van 5 april 2012 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht, gewezen vonnis van 18 januari 2012 tussen appellant - [appellant] - als eiser in conventie/ verweerder in reconventie en geïntimeerde - [geïntimeerde] - als gedaagde in conventie/ eiseres in reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 428863 CV EXPL 11-2128)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [appellant] vier grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis voor zover de vorderingen van [geïntimeerde] zijn toegewezen en die van hem, [appellant], zijn afgewezen en tot toewijzing alsnog van zijn vorderingen in conventie en veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties, zowel in conventie als in reconventie, alles uitvoerbaar bij voorraad. Bij memorie van grieven heeft [appellant] voorts verzocht om zijn in eerste aanleg ingestelde vorderingen aldus te lezen dat daarin tevens begrepen is een vordering tot veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van schadevergoeding en/of terugbetaling van de koopsom.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde], onder overlegging van een productie, de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1.1. Het hof verwijst voor een uitgebreide weergave van de vorderingen in conventie en in reconventie en van de feiten naar de weergave daarvan in het vonnis waarvan beroep. Nu [geïntimeerde] tegen de afwijzing van haar vorderingen in reconventie geen (incidenteel) hoger beroep heeft ingesteld, gaat het in dit hoger beroep alleen nog om de vorderingen van [appellant] in conventie.
4.1.2. Het gaat in deze zaak, kort samengevat en voor zover in dit hoger beroep nog van belang, om het volgende:
a. [appellant] heeft op 22 oktober 2010 via ‘Marktplaats’ van [geïntimeerde] een tweedehands auto gekocht en geleverd gekregen, een Renault Clio (automaat) met het kenteken [kenteken]. [appellant] heeft voor die auto een bedrag van € 3.220,= betaald. De auto was van het bouwjaar 2001.
b. [geïntimeerde] had die auto omstreeks 28 juli 2010 gekocht. Het ging om een auto die vanuit het buitenland in Nederland is ingevoerd en die [geïntimeerde] in dat kader heeft laten keuren door de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). Deze dienst heeft de auto op 2 augustus 2010 goedgekeurd voor invoer.
c. [appellant] heeft kort na aankoop van de auto problemen met de auto gekregen. Op 26 oktober 2010 heeft zich een startprobleem voorgedaan doordat de automatische versnelling niet reageerde en op 29 oktober 2010 is [appellant] met de auto komen stil te staan. De Wegenwacht constateerde dat de versnellingsstang waarmee de standen van de versnelling veranderen met een stoffen doek was vastgemaakt. De monteur van de Wegenwacht heeft de stang provisorisch met plakband vastgemaakt, een voorziening waarmee de auto naar een garage kon worden gereden om daar verder te worden onderzocht/gerepareerd.
d. Autobedrijf [Z.] B.V. (verder: [autobedrijf]), een Renault dealer waar [appellant] de auto op 29 oktober 2010 naartoe heeft gereden, heeft geconstateerd: “Auto start niet en schakelpook zit vast.Na uitlezen en enkele metingen blijkt dat er problemen zijn in meerstandenschakelaar, stekker RE naar meerstandenschakelaar, schakelkabels en storingen in airbag circuit. Rep advies: eerst rep stekker RE naar meerstandenschakelaar en meerstandenschakelaar met schakelkabels vervangen. Deze moeten eerst vervangen worden om daarna te kunnen controleren of auto start en goed schakelt. Kosten hiervoor zijn +/- 720 euro incl. BTW. Eventuele meerkosten te bepalen in dien nodig in overleg. Kosten circuit airbag vergt nader onderzoek.”
e. Na correspondentie tussen partijen (zie vonnis waarvan beroep), heeft [appellant] op 21 februari 2011 aan Dekra Automotive B.V. (verder: Dekra) opdracht gegeven voor een onderzoek van de auto in verband met het startprobleem. Dekra kwam tot de in het vonnis van 18 januari 2012 genoemde bevindingen, onder meer de constateringen:
“- De aansluiting van de bedieningskabel op de meerstandenschakelaar is defect.
- De meerstandenschakelaar die in de neutraalstand van de automatische versnellingsbak de mogelijkheid geeft de motor te starten, geeft tijdens het uitlezen een storing.”
In het rapport is verder onder meer vermeld: “(...) De Wegenwachter constateerde dat de bedieningskabel tussen de selectiehandel en de meerstandenschakelaar niet vast zat. Deze werd op zijn plaats gefixeerd door middel van een reep stof, welke om de kabel en de hevel geknoopt zat. Deze reep stof was losgeraakt. De verbinding is door de Wegenwachter provisorisch hersteld. (...)” en “De storing in het voertuig wordt veroorzaakt door een defect aan de meerstandenschakelaar, in combinatie met een defect in de aansluiting van de bedieningskabel van de meerstandenschakelaar. (...) Het voertuig is betrokken geweest bij een aanrijding. De ontstane schade is deels optisch gerepareerd. (...)” en “(...) Het defect aan de bedieningskabel van de meerstandenschakelaar moet bij de verkoper bekend zijn geweest, gezien de wijze waarop de kabel bevestigd was. Het is aannemelijk dat de vorige eigenaar bekend is geweest met de schade aan het voertuig welke is ontstaan als gevolg van een aanrijding (...).”
4.1.3. [appellant] verwijt [geïntimeerde], kort samengevat, dat de door [geïntimeerde] aan hem verkochte en geleverde auto gebreken heeft die hij niet hoefde te verwachten (en gepaard gaan met onveiligheid van de auto in het verkeer) en waarvan [geïntimeerde] moet hebben geweten dat de auto daarmee was behept en waarover zij hem in strijd met haar mededelingsverplichting ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst niet heeft geïnformeerd. [appellant] heeft een verklaring van recht gevorderd dat de koopovereenkomst wordt ontbonden en [geïntimeerde] gehouden is tot schadevergoeding.
4.1.4. De kantonrechter heeft in het vonnis waarvan beroep de vorderingen van [appellant] afgewezen. De kantonrechter overwoog daartoe onder meer:
- dat [appellant] niet de stelling van [geïntimeerde] heeft weersproken dat [geïntimeerde] nimmer een gebrek aan de auto heeft geconstateerd;
- dat [appellant] als koper van een tweedehands auto een onderzoeksplicht heeft en dat, nu hij ervoor heeft gekozen de auto voorafgaande aan de koop niet aan een onderzoek van een deskundige te onderwerpen, het risico van de na de koop geopenbaarde gebreken aan de auto heeft te dragen;
4.1.5. De grieven I en II richten zich tegen voormelde gronden waarop de kantonrechter tot zijn beslissing is gekomen. In grief III betoogt [appellant] dat, ook al mag een koper van een tien jaar oude auto niet dezelfde eigenschappen verwachten als van een soortgelijke nieuwe auto, dit niet wegneemt dat hij wel mag verwachten dat de auto niet al na twee dagen een zodanig gebrek vertoont dat zonder reparatie met die auto niet kan worden gereden en een zodanig gebrek dat met de auto niet veilig aan het verkeer kan worden deelgenomen. In grief IV stelt [appellant] buiten twijfel dat hij zich op het standpunt stelt dat er sprake is van verzuim aan de zijde van [geïntimeerde] en dat de tekortkoming aan de zijde van [geïntimeerde] ontbinding van de koopovereenkomst rechtvaardigt.
In de memorie van grieven stelt [appellant] dat hij zich kan verenigen met het oordeel van de kantonrechter dat van een consumentenkoop in dit geval geen sprake is.
4.2.1. Het hof overweegt allereerst dat het feit dat tussen partijen geen sprake is van een consumentenkoop, anders dan [appellant] zelf stelt, niet afdoet aan de toepasselijkheid van het bepaalde in art. 7:17 BW. De kantonrechter is daarvan eveneens uitgegaan, gezien zijn uitgangspunt dat de auto aan de overeenkomst moet beantwoorden. De kantonrechter heeft het feit dat het te dezen niet gaat om een consumentenkoop alleen vermeld in verband met het in dit geval niet van toepassing zijn van het bepaalde in art. 7:18 lid 2 BW: het vermoeden dat een binnen zes maanden na aflevering van het gekochte blijkende afwijking vermoed wordt ten tijde van de aflevering aanwezig te zijn geweest.
4.2.2. Naar [geïntimeerde] terecht heeft opgemerkt betekent dit dat op [appellant] de bewijslast rust dat de auto ten tijde van de aflevering was behept met het door hem gestelde gebrek. Voorts betekent dit dat, naar door [appellant] ook niet is betwist, voor ontbinding van de overeenkomst op grond van het gestelde gebrek alleen plaats is indien sprake is van een tekortkoming van [geïntimeerde] en is voldaan aan de in art. 6:265 BW gestelde eisen.
4.3.1. In grief I komt [appellant] terecht op tegen het oordeel van de kantonrechter dat hij niet de stelling van [geïntimeerde] zou hebben betwist, dat [geïntimeerde] in de tijd dat zij de auto heeft gereden nimmer een gebrek aan de auto heeft geconstateerd. Met dat oordeel miskent de kantonrechter dat in de stelling van [appellant], dat [geïntimeerde] van het gebrek moet hebben geweten, een betwisting van de andersluidende stelling van [geïntimeerde] besloten ligt. Naar uit het volgende - waarin de grieven verder gezamenlijk zullen worden besproken - zal blijken, is het slagen van deze grief voor de verdere beslissing echter niet relevant.
4.3.2. Naar in art. 7:17 lid 1 BW is bepaald, beantwoordt een zaak niet aan de overeenkomst ‘indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten’. In art. 17 lid 1 BW is verder bepaald dat ‘de koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de afwezigheid niet behoefde te betwijfelen (...)’.
4.3.3. Naar de Hoge Raad in zijn arrest van 15 april 1994 (NJ 1995, 614) overwoog, zal in het geval van de koop van een tweedehands auto, waarvan het de verkoper bekend is dat deze door de koper wordt gekocht om daarmee aan het verkeer deel te nemen, ‘als regel moeten worden aangenomen dat de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst indien als gevolg van een eraan klevend gebrek dat niet op eenvoudige wijze kan worden ontdekt en hersteld, zodanig gebruik van de auto gevaar voor de verkeersveiligheid zou opleveren’ (r.o. 3.3.2 voormeld arrest). De Hoge Raad geeft in vorenvermeld arrest verder aan dat de regeling uitzondering kan leiden, bijvoorbeeld wanneer de koper het risico van een dergelijk gebrek heeft aanvaard.
4.3.4. Indien de auto ten tijde van de levering behept mocht zijn geweest met een gebrek als in het arrest van de Hoge Raad bedoeld, is er reeds op die grond sprake van een tekortkoming van [geïntimeerde] in de nakoming van de overeenkomst en kon [appellant] [geïntimeerde] in beginsel - indien [geïntimeerde] daaraan redelijkerwijze kan voldoen - aanspreken tot herstel van het gebrek, tenzij er enigerlei grond is waarop dat gebrek niet aan [geïntimeerde] zou mogen worden toegerekend en dit voor risico van [appellant] zou moeten komen. Voor ontbinding van de overeenkomst vanwege een tekortkoming van [geïntimeerde] in de nakoming van de overeenkomst is eerst grond indien er sprake is van verzuim. Voor schadevergoeding is vereist dat de tekortkoming aan [geïntimeerde] kan worden toegerekend.
4.3.5. Het hof stelt vast dat, gelet op de eigen verklaring van [geïntimeerde] (prod.1 bij concl.v.antw. in conventie) tussen partijen niet in geschil is dat [appellant] op 26 oktober 2010, vier dagen na de aflevering van de auto, telefonisch contact heeft gehad met de partner van [geïntimeerde] in verband met een door [appellant] met de auto ervaren startprobleem. In haar verklaring bevestigt [geïntimeerde] eveneens dat [appellant] haar op 31 oktober 2010 opnieuw heeft opgebeld in verband met het zich op die datum voorgedane probleem met de auto.
4.3.6. Door [geïntimeerde] is niet de conclusie van Dekra betwist dat de door [appellant] met de auto ondervonden problemen zijn veroorzaakt door een defect aan de meerstandenschakelaar, in combinatie met een defect in de aansluiting van de bedieningskabel van de meerstandenschakelaar. Ook is door [geïntimeerde] niet betwist dat de op 29 oktober 2010 bij het stilvallen van de auto te hulp geroepen Wegenwacht heeft geconstateerd dat de bedieningskabel tussen de selectiehandel en de meerstandenschakelaar niet vast zat en op zijn plaats werd gehouden door een reep stof. Door [geïntimeerde] is niet gemotiveerd betwist dat door Dekra hetzelfde gebrek is onderzocht als waarvoor [appellant] op 29 oktober 2010 de Wegenwacht te hulp heeft geroepen en waarvoor hij de auto op diezelfde dag, na een provisorisch herstel door de wegenwacht, naar [autobedrijf] te [ vestigingsplaats] heeft gebracht. Ook dit autobedrijf constateerde blijkens de door [appellant] in het geding gebrachte verklaring van [medewerker] van dit bedrijf (prod.1 dagv. eerste aanleg) na uitlezen en enkele metingen problemen in de meerstandenschakelaar, stekker RE naar meerstandenschakelaar, schakelkabels en storingen in airbagcircuit. In het rapport van Dekra wordt eveneens van uit meetgegevens blijkende storingen in het airbagcircuit melding gemaakt, evenals van fouten in het circuit van de gordelspanners voor de bestuurder en de voorpassagier en fouten in het oprolmechanisme van de gordels links en rechts achter. Volgens Dekra zijn de storingen een gevolg van een aanrijding waarbij het voertuig betrokken is geweest en de schade ten gevolge van de aanrijding deels optisch is hersteld.
4.3.7. Gelet op het feit dat het startprobleem aan de auto zich al kort na de aflevering van de auto heeft gemanifesteerd, acht het hof het voorshands - behoudens door [geïntimeerde] bij te brengen tegenbewijs - aannemelijk dat de auto ten tijde van de aflevering al met de door de wegenwacht, [autobedrijf] en Dekra geconstateerde gebreken behept is geweest.
Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat het ongeval dat de gebreken heeft veroorzaakt en het gebrekkige herstel van de gebreken hebben plaatsgevonden in de eerste vier dagen na de levering van de auto. Het hof zal hierop later nog verder ingaan.
4.3.8. Naar het oordeel van het hof is het gebrek aan de auto waarmee [appellant] werd geconfronteerd - het stilvallen van de auto en niet kunnen starten, hetgeen volgens de bevindingen van [autobedrijf] en Dekra een gevolg is van een defect aan de meerstandenschakelaar, in combinatie met een defect in de aansluiting van de meerstandenschakelaar - een gebrek aan de auto waardoor de auto niet voldoet aan wat [appellant] op grond van de overeenkomst van de auto mocht verwachten. Het gaat om een ernstig, de veiligheid van de auto rakend gebrek waarvan niet kan worden geoordeeld dat de aanwezigheid van dat gebrek voor risico van [appellant] behoort te komen op de enkele grond dat door [appellant] een tweedehands auto van negen jaar oud is gekocht. Het gaat hier niet om een gebrek waarvan het risico dat het zich voordoet samenhangt met de leeftijd van een auto en daarmee niet om een gebrek waarvan moet worden geoordeeld dat [appellant] met zijn keuze voor een tweedehands auto het risico daarvan heeft te dragen. Het hof verwerpt het andersluidende standpunt van [geïntimeerde] op dit punt (concl. v.antw.14). [geïntimeerde] heeft overigens ook niet weersproken dat de gebreken door een ongeval zijn veroorzaakt.
4.3.9. Het hof verwerpt eveneens het standpunt van [geïntimeerde] dat het risico van dit gebrek in dit geval voor rekening van [appellant] moet komen omdat [appellant] zijn onderzoeksplicht heeft geschonden. Het hof deelt het oordeel van [appellant] dat, waar [geïntimeerde] stelde dat zij met de auto geen problemen had gehad en dat de RDW in een keuringsrapport van 2 augustus 2012 heeft opgenomen dat de auto in goede staat verkeerde (concl.v.antw. sub 3), er voor [appellant] geen aanleiding was om de auto aan een nader onderzoek te onderwerpen. In die omstandigheid ziet het hof dan ook geen reden om verdere dan alleen aan de ouderdom van de auto klevende risico’s van gebreken voor rekening van [appellant] te doen komen. Overigens staat naar het oordeel van het hof het verwijt van [geïntimeerde] (concl.v.dupliek onder 12) dat [appellant] heeft nagelaten onder de motorkap te kijken - welk verwijt [geïntimeerde] maakt in verband met de opmerking dat het bij non-conformiteit moet gaan om een gebrek dat de koper ten tijde van de koop redelijkerwijs niet heeft kunnen constateren - haaks op het verweer van [geïntimeerde] dat zij zelf nimmer een gebrek heeft geconstateerd of hoeven constateren.
4.4.1. Het hof deelt het standpunt van [appellant] dat het gebrek waarmee de auto behept bleek te zijn - en waarvan het hof voorshands heeft aangenomen dat dit ten tijde van de aflevering reeds aanwezig was - een gebrek is waardoor de auto niet voldoet aan hetgeen [appellant] daarvan op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De gebreken die door Dekra aan de auto zijn geconstateerd zijn gebreken van dien aard dat bij gebruik van de auto op de weg de verkeersveiligheid in het geding is en de volgens Dekra vereiste herstelwerkzaamheden kunnen niet worden geschaard onder de noemer van een eenvoudig herstel. Hoewel Dekra dat in haar rapport niet expliciet stelt, begrijpt het hof uit dat rapport dat Dekra zowel de storingen die bij het uitlezen van het systeem aan het licht kwamen als de storing in de auto waarvan zij concludeert dat deze wordt veroorzaakt door een defect aan de meerstandenschakelaar, in combinatie met een defect in de aansluiting van de bedieningskabel van de meerstandenschakelaar, relateert aan haar conclusies ‘het voertuig is betrokken geweest bij een aanrijding’, ‘Deze storingen zijn een gevolg van de aanrijding’ en ‘de ontstane schade is deels optisch gerepareerd’. [autobedrijf] noemt in zijn bevindingen van het onderzoek op 31 oktober 2010 eveneens de storingen in het airbagcircuit naast de geconstateerde problemen in ‘meerstandenschakelaar, stekker RE naar meerstandenschakelaar, schakelkabels’. Het hof concludeert hieruit dat dezelfde storingen ook op 31 oktober 2010 al tegelijk met de storing in het schakelsysteem aanwezig waren. Het feit dat de te hulp geroepen Wegenwacht op 31 oktober 2010 constateerde dat de bedieningskabel tussen de selectiehandel en de meerstandenschakelaar met een reep stof was gefixeerd geeft eveneens steun aan de conclusie van Dekra dat er sprake is geweest van een aanrijding van de auto en van, naar het hof de bevindingen van Dekra kort samengevat leest, een ondeugdelijk herstel van die schade.
Daarmee is er sprake van een tekortkoming van [geïntimeerde] en wel van een tekortkoming die haar kan worden toegerekend.
4.4.2. Nu in dit geval geen sprake is van een consumentenkoop, gaf die tekortkoming, zoals in r.o. 4.3.4 al is overwogen, [appellant] in beginsel aanspraak op herstel van de auto door de verkoper maar nog niet (zonder meer) ontbinding van de koopovereenkomst en schadevergoeding zoals door [appellant] in de onderhavige procedure wordt gevorderd. Dat is echter anders nu [appellant], naar blijkt uit de door [appellant] overgelegde brief van 10 november 2010 (prod. 1 inl. dagv. eerste aanleg), van [geïntimeerde] een herstel op haar kosten van de gebreken heeft verlangd doch [geïntimeerde] aan [appellant] te kennen heeft gegeven dat zij daartoe niet zou overgaan. Daarmee is [geïntimeerde] in verzuim geraakt om aan de op haar rustende verplichting tot herstel van de auto te voldoen en kan [appellant] thans terecht aanspraak maken op ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding. Dit uiteraard alleen indien [geïntimeerde] niet mocht slagen in het door haar te leveren tegenbewijs tegen het voorshands geleverd geachte bewijs dat de auto ten tijde van de aflevering al met de gebreken was behept.
4.4.3. Het hof zal, alvorens verder te beslissen, [geïntimeerde] tot voormeld tegenbewijs toelaten. Voor het geval [geïntimeerde] dat bewijs door getuigen wenst te leveren, zal het hof tevens een comparitie van partijen bevelen tot het verstrekken van inlichtingen en, voor zover het verloop van de comparitie daartoe aanleiding geeft, tot het beproeven van een schikking. In verband met het laatste zal het hof op de voor de comparitie van partijen en getuigenverhoren nader te bepalen datum met de comparitie beginnen.
4.4.4. Ter comparitie zal [appellant] zich onder meer kunnen uitlaten over de stelling van [geïntimeerde] bij memorie van antwoord, dat de auto tot 12 juli 2013 is goedgekeurd en op 25 juli 2012 op naam van een ander is overgeschreven. [appellant] zal nadere informatie dienen te verstrekken over de gewijzigde tenaamstelling. Betekent dit dat [appellant] de auto heeft verkocht en, zo ja, voor welke prijs? Verder wenst het hof door [appellant] te worden geïnformeerd over de data van APK-goedkeuring van de auto. Vanaf wanneer en tot wanneer was de APK-keuring geldig ten tijde van zijn aankoop van de auto en heeft daarna nog enige APK-keuring plaatsgevonden? In verband met de betwisting door [geïntimeerde] van de stelling van [appellant], dat hij de auto niet heeft kunnen gebruiken, wenst het hof verder van [appellant] te vernemen wat de kilometerstand van de auto was toen deze op een andere naam werd gezet. Aan [geïntimeerde] respectievelijk beide partijen wordt voorts verzocht om nadere informatie te verstrekken over de kilometerstand van de auto ten tijde van de RDW keuring op 28 juli 2010 en ten tijde van de aflevering van de auto aan [appellant].
Partijen dienen de te geven informatie voor zoveel mogelijk te staven met - tijdig op voorhand voor de comparitie aan de raadsheer-commissaris en wederpartij toe te zenden - justificatoire bescheiden.
4.4.5. Indien [geïntimeerde] geen getuigen wil doen horen, zal, tenzij partijen gezamenlijk te kennen geven daarop wel prijs te stellen, ook de comparitie van partijen geen doorgang vinden. Partijen zullen in dat geval de hiervoor gevraagde informatie bij akte kunnen verstrekken. Indien [geïntimeerde] helemaal van het leveren van tegenbewijs zou willen afzien, dient [appellant] als eerste de van hem gevraagde informatie te verstrekken.
4.5. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De uitspraak
Het hof:
Laat [geïntimeerde] toe tot het in r.o. 4.4.2 nader omschreven tegenbewijs;
bepaalt, voor het geval [geïntimeerde] bewijs door getuigen wil leveren, dat de getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. J.A.M. van Schaik-Veltman als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
bepaalt dat partijen op deze nader te bepalen datum in persoon zullen verschijnen ten behoeve van een voorafgaande aan de getuigenverhoren te houden comparitie van partijen tot het verstrekken van nadere inlichtingen en het beproeven van een schikking als nader omschreven in de rechtsoverwegingen 4.4.3 en 4.4.4;
verwijst de zaak naar de rol van 8 januari 2013 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf en hun advocaten in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor en de comparitie zal vaststellen;
verzoekt partijen kopieën van de hiervoor in r.o. 4.4.4 bedoelde informatie uiterlijk twee weken voor de comparitie te doen toekomen aan de wederpartij en aan de raadsheer-commissaris;
bepaalt dat, indien [geïntimeerde] geen getuigen wil doen horen en/of wil afzien van tegenbewijs, verder zal worden geprocedeerd als aangegeven in r.o. 4.4.5;
bepaalt dat de advocaat van [geïntimeerde] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.A.M. van Schaik-Veltman, C.N.M. Antens en E.K. Veldhuijzen van Zanten en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 december 2012.