Parketnummer : 20-003019-11
Uitspraak : 15 november 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 20 juli 2011 in de strafzaak met parketnummer 01-825364-10 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Korea) op [1958],
wonende te [woonplaats], [adres].
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
- ontucht met een persoon tussen 12 en 16 jaar, buiten echt, bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd, en
- ontucht met een persoon jonger dan 16 jaar, buiten echt, meermalen gepleegd,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer].
Voorts heeft de eerste rechter beslist over schadevergoeding voor de benadeelde partij.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een gedeelte van EUR 5.024,66 toegewezen. De voeging duurt in hoger beroep van rechtswege voort voor zover de vordering is toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep - binnen de grenzen van haar eerste vordering - opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. De vordering van de benadeelde partij in hoger beroep strekt derhalve tot betaling van EUR 8.024,66, te vermeerderen met wettelijke rente.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en - opnieuw rechtdoende -:
- verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
- als bijzondere voorwaarde een contactverbod zal opleggen zoals door de rechtbank geformuleerd;
- de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 5.024,66;
- de benadeelde partij niet ontvankelijk zal verklaren in het overige deel van de vordering;
- toepassing zal geven aan de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Namens verdachte is primair vrijspraak bepleit, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering. Subsidiair is matiging van de op te leggen straf bepleit.
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis - met inbegrip van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij -, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en de strafmotivering, en onder aanvulling van de bewijsoverwegingen en de bewijsmiddelen.
In aanvulling op de bewijsmiddelen die door de rechtbank zijn gebezigd, neemt het hof de volgende bewijsmiddelen op:
• Het proces-verbaal van aangifte, waaruit de pleegplaats Milheeze, gemeente Gemert-Bakel blijkt.
• Een handgeschreven briefje met onder meer de volgende inhoud:
“I can’t help myself when I see those tight calfs and sweet creamy thighs. And then a glimpse of your beautiful bum and sexy panties is just too much! It is sooo delicious I just want to take and devour you!! But you know that… (…) I’ve got to go now and take care of this!!”
• De verklaring van de verdachte, afgelegd tegenover de raadsheer-commissaris, onder meer inhoudende dat:
- verdachte bovengenoemd handgeschreven briefje aan aangeefster heeft geschreven,
- verdachte met de zin ‘I’ve got to go now and take care of this!!’ in bovengenoemd briefje insinueerde dat hij zich zou gaan masturberen;
- er sprake was van seksueel getinte communicatie tussen verdachte en de aangeefster;
- aangeefster haar borsten aan verdachte liet zien toen zij 14 jaar oud was;
- aangeefster weleens helemaal naakt was wanneer ze zich voor verdachte verkleedde;
- aangeefster verdachte naakt heeft gezien;
- verdachte en aangeefster een omgangsvorm hadden die seksueel getint was;
- verdachte opgewonden werd van aangeefster;
- aangeefster geld aan verdachte vroeg om bijvoorbeeld met haar borsten te spelen;
- het wel zo kan zijn dat verdachte een op pagina 63 van het eindproces-verbaal opgenomen sms’je, onder meer inhoudende ‘Jesus [slachtoffer]. Please keep your breasts covered up! They make me crazy and I want to have them. I’m horny now (…)’ heeft gestuurd.
Het hof is zich er van bewust dat het bovengenoemde, seksueel getinte briefje en sms’je van verdachte aan aangeefster pas van na haar zestiende verjaardag dateren. Dat valt buiten de ten laste gelegde periode. Niettemin biedt deze correspondentie naar het oordeel van het hof steun voor de aangifte en blijkt daaruit dat er sprake was van seksueel grensoverschrijdend contact tussen verdachte en aangeefster.
In aanvulling op de bewijsoverweging van de rechtbank overweegt het hof dat het feit dat aangeefster in haar verklaringen haar eigen rol in het gebeuren niet buiten beschouwing laat en ook niet tracht te verkleinen, bijdraagt aan de betrouwbaarheid van de gehele inhoud van die verklaringen.
De raadsman heeft ter terechtzitting in eerste aanleg het verweer gevoerd dat in de verklaringen van aangeefster vele tegenstrijdigheden voorkomen en dat de verklaringen daardoor onbetrouwbaar zijn. Dit verweer is in hoger beroep herhaald. Daarbij heeft de raadsman vooral de verschillen in de door aangeefster genoemde bedragen die verdachte voor seksuele handelingen zou moeten betalen, benadrukt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Dat aangeefster in de ene verklaring een ander bedrag aan een handeling verbindt dan in een andere verklaring, betekent niet dat er in de kern geen sprake was van betalingen voor te verrichten seksuele handelingen en dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn. Verdachte heeft in zijn verhoor bij de raadsheer-commissaris immers zelf erkend dat er tussen hem en aangeefster is gesproken over bedragen die voor seksuele handelingen zouden moeten worden betaald. Weliswaar heeft verdachte ontkend dat die handelingen vervolgens ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, maar het hof hecht geloof, om redenen zoals hiervoor beschreven, aan de verklaringen van aangeefster, die inhouden dat er wel degelijk sprake is geweest van de bewezen verklaarde seksuele handelingen.
De overige door de raadsman opgesomde inconsistenties in de diverse verklaringen van aangeefster, betreffen ondergeschikte punten die niet de kern van de zaak raken en die de betrouwbaarheid van de verklaringen voor wat betreft de seksuele handelingen naar het oordeel van het hof niet ondergraven.
Het verweer wordt dan ook verworpen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Met de rechtbank heeft het hof bij de bepaling van de hoogte van de straf het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft jarenlang ontucht gepleegd met aangeefster. Onder meer heeft verdachte zijn vinger in de vagina van het slachtoffer geduwd en heeft hij (eenmaal) zijn penis in haar mond gebracht. De seksuele handelingen begonnen al toen aangeefster nog op de basisschool zat.
Verdachte heeft door zo te handelen de belangen van aangeefster ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen wensen. Naar bekend mag worden verondersteld, kan een dergelijk vergaand seksueel contact op die leeftijd voor het slachtoffer nadelige gevolgen op emotioneel en seksueel vlak met zich meebrengen. In het nadeel van verdachte weegt het hof ook mee dat verdachte in die periode de rol van stiefvader in het leven van aangeefster vervulde. Aangeefster was aan zijn zorg toevertrouwd. Hoewel aangeefster verdachte – ook volgens haar eigen verklaringen – in de loop der tijd ook heeft uitgedaagd, had hij als veel oudere volwassen man in de rol van stiefvader daar niet op in mogen gaan. Het hof neemt verdachte voorts kwalijk dat hij aldus ook geld inzette om seksuele handelingen door aangeefster te laten verrichten.
Het hof heeft er rekening mee gehouden dat verdachte slechts een beperkt strafblad heeft en dat hij niet eerder vanwege zedenzaken is veroordeeld. Gelet op eerdergenoemde overwegingen omtrent de aard en de ernst van de feiten acht het hof een straf als door de officier van justitie en ook advocaat-generaal geëist echter - ondanks de door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden - passend en geboden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof zal, evenals de rechtbank, als bijzondere voorwaarde aan verdachte een contactverbod met [slachtoffer] opleggen, zodat deze gedurende de proeftijd niet tegen haar wil met (berichten van) verdachte wordt geconfronteerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b,14c, 24c, 27, 36f, 57, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [slachtoffer], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, een en ander met dien verstande dat onder dit contactverbod niet vallen contacten van of door tussenkomst van de advocaat van verdachte met genoemde persoon.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. J.F.M. Pols, voorzitter,
mr. A.R.O. Mooy en mr. J.A. van Zon, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. de Ridder, griffier,
en op 15 november 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A. van Zon is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.