ECLI:NL:GHSHE:2013:2982

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
9 juli 2013
Zaaknummer
HD 200.094.345-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gelijke beloning voor mannen en vrouwen; nabetaling loon en wettelijke rente

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, heeft de appellante, vertegenwoordigd door mr. R.H.M. Wagemans, een hoger beroep ingesteld tegen Stichting Trajekt, vertegenwoordigd door mr. Ph.C.M. van der Ven. De zaak betreft een geschil over de nabetaling van loon en de toepassing van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen. De appellante vorderde nabetaling van loon vanaf 1 september 2000, maar het hof oordeelde dat de vordering pas vanaf 1 juni 2001 toewijsbaar was, omdat pas vanaf dat moment ongelijke behandeling op basis van geslacht was vastgesteld. Het hof had eerder in een tussenarrest van 5 maart 2013 al een bindende eindbeslissing genomen over de toewijsbaarheid van de vordering.

De appellante heeft in deze procedure een nieuwe berekening van haar vordering overgelegd, die door Trajekt niet werd betwist. Het hof heeft vastgesteld dat de appellante in totaal € 6.783,84 bruto te weinig aan loon heeft ontvangen. Het hof heeft de vordering van de appellante toegewezen, inclusief wettelijke rente en een wettelijke verhoging van 25% over de toegewezen bedragen. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten van € 500,- toegewezen.

Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd en Trajekt veroordeeld tot betaling van de nabetaling, wettelijke rente, wettelijke verhoging en incassokosten. Tevens is Trajekt veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. Het hof heeft verklaard dat Trajekt gehouden is om alle schade te vergoeden die de appellante heeft geleden door het niet tijdig voldoen van het verschuldigde loon, met betrekking tot haar pensioenregelingen. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.094.345/01
arrest van 9 juli 2013
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. R.H.M. Wagemans te Maastricht,
tegen
Stichting Trajekt,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven te 's-Hertogenbosch,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 15 november 2011, 13 november 2012 en 5 maart 2013 in het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht, onder zaaknummer 380361 CV EXPL 10-2492 gewezen vonnis van 18 mei 2011.

14.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 5 maart 2013;
  • de akte uitlating met één productie van de zijde van [appellante];
  • de antwoordakte van de zijde van Trajekt.
Partijen hebben arrest gevraagd.

15.De verdere beoordeling

15.1.
Bij genoemd tussenarrest van 5 maart 2013 heeft het hof de zaak verwezen naar de rol teneinde [appellante] in de gelegenheid te stellen haar vordering aan te passen aan hetgeen het hof in dat tussenarrest heeft overwogen. Kort gezegd komt het erop neer dat [appellante] nabetaling heeft gevorderd van loon vanaf 1 september 2000 en haar vordering heeft berekend met dat uitgangspunt, terwijl het hof bij voornoemd arrest die vordering eerst vanaf 1 juni 2001 toewijsbaar heeft geacht, zodat een nieuwe berekening gemaakt diende te worden.
15.2.
Het hof heeft daartoe in rechtsoverweging 12.7 van het tussenarrest van 5 maart 2013 overwogen dat [appellante] niet reeds vanaf het moment van indiensttreding (1 september 2000) recht heeft op een hoger loon dan haar is toegekend, maar pas vanaf het moment dat ervan uitgegaan dient te worden dat ongelijke behandeling heeft plaatsgevonden naar geslacht, te weten vanaf het moment dat de maatman een hoger loon is toegekend (1 juni 2001) dan [appellante], terwijl niet is komen vast te staan dat daar een objectieve rechtvaardiging aan ten grondslag lag. Hiermee heeft het hof op een geschilpunt tussen partijen uitdrukkelijk en zonder voorbehoud beslist.
15.3.
[appellante] heeft het hof verzocht terug te komen van deze bindende eindbeslissing. Het hof ziet daartoe geen aanleiding omdat niet valt in te zien dat die beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. Daartoe dient het volgende, in aanvulling op hetgeen het hof reeds in voornoemd tussenarrest heeft overwogen. Kort gezegd, heeft [appellante] gewezen op gebruik van het woord 'pleegt' in artikel 7 Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, welke term volgens [appellante] duidt op een ruimere strekking dan het daadwerkelijke moment van betaling. Het hof ziet in hetgeen in deze procedure is gesteld echter geen aanknopingspunt(en) om te veronderstellen dat reeds voor 1 juni 2001 mannen beter pleegden te worden beloond door Trajekt dan vrouwen, met andere woorden, dat dit voor die datum al gewoon was bij Trajekt.
15.4.
[appellante] heeft haar vordering niet gewijzigd, maar zij heeft wel een nieuwe berekening als productie overgelegd waarbij zij voornoemd uitgangspunt van het hof in acht heeft genomen. De juistheid van de berekening heeft Trajekt niet betwist, zodat daarmee is komen vast te staan dat [appellante] in hoofdsom € 6.783,84 bruto te weinig aan loon heeft ontvangen. Het hof ziet geen aanleiding om de vordering in zijn geheel af te wijzen, zoals Trajekt heeft gevraagd, uitsluitend omdat [appellante] haar vordering niet heeft gewijzigd. Het staat het hof immers vrij om minder toe te wijzen dan gevorderd. Het hof zal dus voornoemd bedrag toewijzen.
15.5.
Het hof zal voorts de wettelijke rente toewijzen, in weerwil van het verzoek van Trajekt om dat niet te doen. Immers, zoals het hof eveneens reeds bij voornoemd tussenarrest heeft overwogen heeft de rechter geen matigingsbevoegdheid ten aanzien van de vordering tot betaling van wettelijke rente over genoemd bedrag. Het hof begrijpt dat [appellante] bedoelt de wettelijke rente te vorderen over de vetgedrukte bedragen vanaf 1 januari van ieder jaar over hetgeen in het daaraan voorafgaande jaar te weinig aan loon is voldaan, zoals bij inleidende dagvaarding geformuleerd. Het hof zal bij de toewijzing van de vordering dit systeem aanhouden.
15.6.
Zoals reeds aangekondigd bij voornoemd tussenarrest zal het hof de wettelijke verhoging toewijzen tot 25%. Ook de wettelijke rente over de wettelijke verhoging is toewijsbaar. De ingangsdatum heeft [appellante] aan het hof overgelaten. Het hof zal de systematiek als onder 15.5. op dit onderdeel overnemen. Het hof acht dat niet onredelijk, nu [appellante] al na het verstrijken van iedere maandelijkse betaalperiode daarop aanspraak had kunnen maken.
15.7.
Zoals eveneens bij voornoemd tussenarrest al is aangekondigd zal € 500,- worden toegewezen wegens buitengerechtelijke incassokosten. Ook de gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
15.8.
De slotsom luidt dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd. Trajekt zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties.

16.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Trajekt om aan [appellante] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen het netto-equivalent van € 6.783,84 bruto vermeerderd met de wettelijke rente over
€ 425,12 vanaf 1 januari 2002;
€ 715,21 vanaf 1 januari 2003;
€ 731,04 vanaf 1 januari 2004;
€ 744,45 vanaf 1 januari 2005;
€ 979,19 vanaf 1 januari 2006;
€ 1.314,26 vanaf 1 januari 2007;
€ 1.390,45 vanaf 1 januari 2008;
€ 484,11 vanaf 1 januari 2009;
tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Trajekt om aan [appellante] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 25% over de hiervoor opgesomde brutobedragen vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf 1 januari van ieder jaar over het daaraan voorafgaande jaar, tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Trajekt om aan [appellante] tegen behoorlijk bewijs van kwijting € 500,- te voldoen ter zake buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der inleidende dagvaarding (20 mei 2010) tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Trajekt in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [appellante] worden begroot op € 309,02 aan verschotten en op € 500,- aan salaris gemachtigde in eerste aanleg en op € 374,81 aan verschotten en op € 2.682,- aan salaris advocaat voor het hoger beroep;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart voor recht dat Trajekt gehouden is aan [appellante] alle schade te vergoeden die zij heeft geleden en nog zal lijden door verlies of vermindering van aanspraken ten opzichte van voor haar geldende pensioenregelingen, als gevolg van het niet tijdig voldoen door Trajekt van het aan [appellante] verschuldigde loon met toebehoren over de jaren 2001 (vanaf 1 juni 2001) tot en met 2008;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden, A.P. Zweers-van Vollenhoven en M. van Ham en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 9 juli 2013.