Uitspraak
6.Het verdere verloop van de procedure
- het tussenarrest van 5 februari 2013;
- de akte schriftelijk bewijs met producties van de zijde van [geïntimeerde];
- de antwoordakte van de zijde van VTU.
7.De verdere beoordeling
De betreffende personen verklaren dat zij [geïntimeerde] voor 1 maart 2010 niet bij Business Mobile hebben zien werken. Zij vermelden niet of zij [geïntimeerde] al voor 1 maart 2010 gezien hebben, behalve ter gelegenheid van haar sollicitatiegesprek. Dat bevreemdt het hof, nu [geïntimeerde] en de heer [getuige sub 4.] tijdens het voorlopig getuigenverhoor beiden verklaard hebben dat [geïntimeerde] al langere tijd regelmatig bij Business Mobile op bezoek kwam. [getuige sub 4.] verklaart tevens dat tijdens de bezoeken in februari 2010 alvast kennis werd gemaakt met toekomstige collega’s. Het hof leidt hieruit af dat de personen die de schriftelijke verklaringen hebben afgelegd geen directe collega’s van [geïntimeerde] waren, dan wel dat hun verklaringen niet volledig zijn.
In haar memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] nog aangevoerd dat de reden dat zij samen met [X.] een bezoek heeft gebracht aan [klant van VTU], de klant van VTU die zij bij brief van 5 maart 2010 een offerte namens Business Mobile heeft toegezonden, daarin gelegen was dat VTU haar klanten een brief had gezonden waarin gesuggereerd werd dat [geïntimeerde] en [X.] over de schreef waren gegaan. [geïntimeerde] en [X.] wilden dit in ieder geval bij de klanten waar zij intensief contact mee hadden gehad rechtgezet hebben. Nu deze stelling voor het eerst in hoger beroep is aangevoerd en deze reden niet wordt genoemd in de verklaringen die [geïntimeerde] heeft afgelegd in het kader van het voorlopig getuigenverhoor, bij de politie en de rechter-commissaris, acht het hof deze stelling, mede gelet op de door VTU als productie 19 bij akte na memorie van antwoord overgelegde brief van 19 januari 2010 van VTU aan haar klanten, welke brief neutraal is geformuleerd, onvoldoende onderbouwd.
Daarnaast heeft [geïntimeerde] in haar memorie van antwoord uitvoerig uiteengezet dat en waarom de verklaring van mevrouw [getuige sub 7.], die het hof in het tussenarrest mede ten grondslag heeft gelegd aan zijn oordeel dat voorshands was bewezen dat [geïntimeerde] op 18 februari 2010 al werkzaamheden verrichtte voor Business Mobile, onjuist is. Het hof volgt [geïntimeerde] niet in dit standpunt nu mevrouw [getuige sub 7.] niet alleen door de politie gehoord is, maar ook onder ede door de rechter-commissaris.
Gezien het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter tot veroordeling van VTU tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van € 8.806,95 ter zake van salaris en bonus, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, bekrachtigen.