Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
BESCHIKKENDE
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Op 11 juli 2013 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch in raadkamer het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte beoordeeld. Dit verzoek was ingediend op 4 juli 2013 en was gericht op de opheffing en/of schorsing van de voorlopige hechtenis. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord. Het hof constateerde dat de verdenking en de gronden voor de voorlopige hechtenis nog steeds aanwezig waren, waardoor het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen.
Echter, het hof overwoog dat de persoonlijke belangen van de verdachte zwaarder moesten wegen naarmate de voorlopige hechtenis langer duurde. Gezien de opgelegde gevangenisstraf van dertig maanden en de overschrijding van de redelijke termijn, besloot het hof dat de voorlopige hechtenis na achttien maanden geschorst diende te worden. Het hof hield rekening met een verwachte strafvermindering van drie maanden.
Uiteindelijk heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis toegewezen, met ingang van de datum waarop de voorlopige hechtenis achttien maanden had geduurd. De voorwaarden voor de schorsing werden ook vastgesteld, waarbij de verdachte zich diende te onthouden van strafbare feiten en gehoor moest geven aan oproepingen van politie en justitie. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier.