In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Roermond. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die op grootschalige wijze elektriciteitsmeters manipuleerde ten behoeve van hennepkwekerijen. De rechtbank had eerder vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel EUR 142.767,- bedroeg, maar de advocaat-generaal vorderde een herziening van dit bedrag naar EUR 192.460,-. De verdediging pleitte voor een lagere schatting van het voordeel.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op EUR 193.000,-. Het hof baseerde deze beslissing op een gedetailleerde berekening van de periode waarin de veroordeelde de elektriciteitsmeters manipuleerde, de frequentie van de activiteiten en de geschatte opbrengsten per afspraak. Het hof nam een periode van 138 weken als uitgangspunt, waarbij de veroordeelde gemiddeld 3,5 dagen per week werkte en 3,5 klanten per dag bediende, met een gemiddelde netto-opbrengst van EUR 120,- per afspraak.
Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met de medeverdachten en hun wederrechtelijk verkregen voordeel, wat leidde tot een netto-opbrengst van EUR 193.480,- voor de veroordeelde. De raadsman had verzocht om matiging van de betalingsverplichting, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de financiële situatie van de veroordeelde en stelde de betalingsverplichting vast op EUR 193.000,-. De beslissing is gegrond op artikel 36e (oud) van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.