In deze zaak gaat het om de vraag of de diensten van een zelfstandig anesthesiemedewerker vrijgesteld zijn van omzetbelasting op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968. De belanghebbende, een zelfstandig anesthesiemedewerker, heeft over het derde kwartaal van 2011 een bedrag aan omzetbelasting voldaan, waartegen hij bezwaar heeft gemaakt. De Inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de Inspecteur, wat leidde tot hoger beroep door de Inspecteur bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Tijdens de zitting op 11 september 2013 werd duidelijk dat de belanghebbende overeenkomsten van opdracht sluit met ziekenhuizen en klinieken voor het verrichten van anesthesiewerkzaamheden. De Inspecteur betwistte dat deze werkzaamheden onder de vrijstelling voor medische verzorging vallen, en stelde dat de belanghebbende arbeid ter beschikking stelt, vergelijkbaar met een uitzendbureau. De belanghebbende daarentegen stelde dat hij als zelfstandig ondernemer geen arbeid ter beschikking stelt, maar medische zorg verleent.
Het Hof oordeelde dat de werkzaamheden van de belanghebbende inderdaad onder de vrijstelling voor medische verzorging vallen. Het Hof benadrukte dat de belanghebbende zelfstandig opereert en dat zijn werkzaamheden essentieel zijn voor de behandeling van patiënten. De slotsom was dat het hoger beroep van de Inspecteur ongegrond werd verklaard en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de belanghebbende.