In deze zaak hebben appellanten, een man en een vrouw, in hoger beroep verzocht om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, nadat hun verzoek door de rechtbank Limburg was afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat niet aannemelijk was dat appellanten te goeder trouw waren ten aanzien van het ontstaan van hun schulden in de vijf jaar voorafgaand aan hun verzoek. Appellanten hebben in 2008 een nieuwe woning gekocht zonder opschortende of ontbindende voorwaarden in het koopcontract, wat hen in een situatie van dubbele financieringslasten heeft gebracht. Het hof heeft vastgesteld dat het in 2008 niet gebruikelijk was om dergelijke voorwaarden in te bouwen, aangezien de NVM No-Risk clausule pas in 2010 werd geïntroduceerd. Appellanten hebben hun pogingen om hun oude woning te verkopen uiteengezet, maar het minnelijke traject is mislukt omdat niet alle schuldeisers akkoord gingen.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben appellanten betoogd dat zij de impact van de economische crisis niet konden voorzien op het moment van de aankoop van hun nieuwe woning. Het hof heeft in overweging genomen dat appellanten geen nieuwe of grote schulden meer hebben gemaakt en dat zij zich bewust zijn van de verplichtingen die de schuldsaneringsregeling met zich meebrengt. Het hof heeft geconcludeerd dat appellanten voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat hun schulden te goeder trouw zijn ontstaan en dat zij niet onverantwoordelijk hebben gehandeld. Daarom heeft het hof besloten om de vonnissen van de rechtbank te vernietigen en de verzoeken van appellanten tot toelating tot de schuldsaneringsregeling alsnog toe te wijzen. De uitspraak is gedaan op 10 oktober 2013.