Uitspraak
Afdeling strafrecht
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[veroordeelde],
- primair dat de ontnemingsvordering zal worden afgewezen dan wel de betalingsverplichting op nihil zal worden gesteld;
- subsidiair dat uitsluitend de winst over de bemiddeling met betrekking tot de hennepstekken conform de administratie en de daarop gebaseerde belastingaangiftes voor ontneming vatbaar is en dat op de eventuele betalingsverplichting de afgedragen omzetbelasting en inkomstenbelasting in mindering moet worden gebracht.
€ 231.271,74 (f 20.300,-- en € 222.060,--) opgebracht.
A.1
- veroordeelde en [medeveroordeelde] dienen te worden beschouwd als een economische eenheid, aangezien zij reeds geruime tijd een relatie hebben en hun inkomsten en uitgaven verweven zijn, zodat het wederrechtelijk verkregen voordeel voor de helft ten bate van [medeveroordeelde] en voor de helft ten bate van [veroordeelde] is gekomen en dit voordeel dus ook via deze verdeling dient te worden ontnomen;
- middels de teelt van hennep in het pand aan de [adres] te Echt is een bedrag van
- middels de handel in hennepstekken in de periode van 30 oktober 2001 tot en met
- middels de teelt van hennep in het pand aan de [adres] te Stein is een bedrag van € 1.579.554,75 aan voordeel wederrechtelijk verkregen;
- de opbrengst van de stekkenhandel dient te worden geëxtrapoleerd ten aanzien van de periode 1 januari 2000 tot en met 30 oktober 2001, terwijl de opbrengst van de hennepteelt in het pand aan de [adres] te Stein dient te worden geëxtrapoleerd ten aanzien van de periode 1 januari 2000 tot en met 1 september 2002, hetgeen resulteert in een bedrag van € 2.300.283,40 aan wederrechtelijk verkregen voordeel;
- het totale wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt aldus € 4.597.931,13.
A.2
- dat voor zover de vordering is gebaseerd op de gestelde maar niet aanwezige economische eenheid, deze dient te worden afgewezen;
- voor zover de vordering ziet op de handel in hennepstekken:
B.1
B.2
B.3
C.1
C.2
C.3
D.1
D.2
D.3
30 oktober 2001 een of meer strafbare feiten er op enigerlei wijze toe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Evenmin is aannemelijk geworden dat in de periode van 31 oktober 2001 tot 1 september 2002, naast hetgeen het hof hiervoor heeft overwegen met betrekking tot het bemiddelingsgeld, veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
E.
€ 231.271,74.
F.1
5 maanden na de datum waarop hoger beroep is ingesteld, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die een dergelijke overschrijding rechtvaardigen.
F.2.1
d.d. 16 september 2013 van de raadsman aangevoerd dat de omzetbelasting en inkomstenbelasting die is afgedragen over de door veroordeelde genoten commissiegelden bij de handel in hennepstekken bij de vaststelling van een betalingsverplichting in mindering dienen te worden gebracht.
F.2.2
F.2.3
F.3.1
F.3.2
- de officier van justitie in de strafzaak ter terechtzitting in eerste aanleg van 23 november 2005 heeft gezegd dat een strafrechtelijk financieel onderzoek zou plaatsvinden en dat hij voornemens was een ontnemingsvordering aanhangig te maken;
- de officier van justitie desondanks onder meer een geldboete van € 20.000,00 had gevorderd, welke boete door de rechtbank ook is opgelegd.
F.3.3
F.4
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
€ 231.271,74 (tweehonderdeenendertigduizend tweehonderdeenenzeventig euro en vierenzeventig cent).
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 226.271,74 (tweehonderdzesentwintigduizend tweehonderdeenenzeventig euro en vierenzeventig cent).