ECLI:NL:GHSHE:2013:BY8193

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.095.211 T2
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot zekerheidstelling voor proceskosten in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een incident tot zekerheidstelling voor proceskosten op basis van artikel 224 jo. artikel 353 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De appellant, voorheen woonachtig in Nederland, is verweerder in het incident, terwijl de geïntimeerde, wonende in België, eiser in het incident is. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 7 augustus 2012, waarin het hof de zaak naar de rol verwees voor akte en antwoordakte. De geïntimeerde stelt dat de appellant moet worden aangemerkt als partij zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland, wat de mogelijkheid tot verhaal van proceskosten zou bemoeilijken. De appellant betwist deze stelling en voert aan dat hij wel degelijk een woonplaats in Nederland heeft.

Het hof overweegt dat artikel 224 Rv zo moet worden uitgelegd dat de mogelijkheid tot het vorderen van zekerheid beperkt is tot gevallen waarin het verhaal van proceskosten bemoeilijkt kan worden door het feit dat de partij van wie zekerheid wordt gevorderd, zijn sociale en economische activiteiten buiten Nederland heeft. Het hof concludeert dat de geïntimeerde niet heeft aangetoond dat de appellant zijn woonplaats of gewone verblijfplaats in een ander land dan Nederland heeft. Daarom wordt de incidentele vordering van de geïntimeerde afgewezen.

De uitspraak van het hof houdt in dat de geïntimeerde als de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident, begroot op € 894,- aan salaris advocaat. De zaak wordt vervolgens verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van de appellant, met een laatste termijn van vier weken voor de geïntimeerde.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.095.211/01
arrest van 8 januari 2013
gewezen in het incident ex artikel 224 jo. artikel 353 Rv in de zaak van
[Appellant],
voorheen wonende te [woonplaats],
appellant in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. F.H. Barwegen,
tegen:
[Geintimeerde],
wonende te [woonplaats], België,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. D. Griffiths,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 7 augustus 2012 in het hoger beroep van de door de rechtbank Breda onder nummer 221042/HA ZA 10-1209 gewezen vonnissen van 8 september 2010 en 6 april 2011.
5. Het tussenarrest van 7 augustus 2012
Bij genoemd arrest heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van [geintimeerde]en antwoordakte aan de zijde van [appellant] en is iedere verdere beslissing aangehouden.
6. Het verdere verloop van de procedure
6.1.[geintimeerde]heeft een akte met een productie genomen.
6.2.[appellant] heeft een antwoordakte genomen.
6.3.Vervolgens heeft [geintimeerde]de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
7. De verdere beoordeling
in het incident
7.1. Op grond van artikel 224 Rv zijn allen zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen verplicht op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten. Artikel 353 Rv bepaalt dat artikel 224 Rv ook in hoger beroep van toepassing is, behoudens de in lid 2 van artikel 353 Rv vermelde bepalingen.
7.2. [geintimeerde]stelt dat [appellant] dient te worden aangemerkt als partij zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland als bedoeld in artikel 224 Rv. Hij voert aan dat de in de memorie van grieven vermelde woonplaats van [appellant] niet juist is. Voorts voert hij aan dat [appellant] regelmatig van adres verandert en het adres waar hij ingeschreven staat niet steeds zijn feitelijke verblijfplaats is, waardoor het verhaal van de proceskosten wordt bemoeilijkt. Volgens [geintimeerde]is het zeer aannemelijk dat [appellant], in geval van een (door [appellant] voorzien) ongunstig arrest van het hof, ervoor zal zorgen dat hij op dat moment geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
7.3. Door [appellant] wordt onder meer gemotiveerd betwist dat hij geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
7.4. Het hof is van oordeel dat artikel 224 Rv zodanig moet worden uitgelegd dat de mogelijkheid tot het vorderen van zekerheid wordt beperkt tot gevallen waarin verhaal van proceskosten kan worden bemoeilijkt doordat degene van wie zekerheid wordt gevorderd het centrum van zijn sociale en economische activiteiten buiten Nederland heeft (Vgl. Parlementaire geschiedenis, Herziening Rv, p. 393). Voor de toepasselijkheid van artikel 224 Rv is derhalve onvoldoende dat degene van wie zekerheid wordt gevorderd wel in Nederland verblijft, maar zijn verblijfplaats niet (steeds) bekend is en/of niet overeenkomt met het adres waarop hij in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven. Nu [geintimeerde]niet heeft gesteld, noch is gebleken, dat [appellant] zijn woonplaats of gewone verblijfplaats in een ander land dan Nederland heeft, dient de incidentele vordering van [geintimeerde]te worden afgewezen.
7.5. [geintimeerde]zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van dit incident.
in de hoofdzaak
In de hoofdzaak wordt de zaak naar de rol verwezen voor memorie van antwoord aan de zijde van Van Kempen. [geintimeerde]wordt voor het nemen van de memorie van antwoord een laatste termijn verleend van vier weken (met inachtneming van artikel 10.2 van het procesreglement zoals dat geldt per 1 januari 2013 voor civiele dagvaardingszaken bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch).
8. De uitspraak
Het hof:
in het incident
wijst de vordering van [geintimeerde]af;
veroordeelt [geintimeerde]in de proceskosten van het incident, welke kosten aan de zijde van [appellant] tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 894,- aan salaris advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van 5 februari 2013 voor memorie van antwoord aan de zijde van Van Kempen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.M. Aarts, C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden en M. van Ham en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 8 januari 2013.