Uitspraak
Afdeling strafrecht
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte],
- primair dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de ontnemingsvordering;
- subsidiair dat wanneer het hof het openbaar ministerie wel ontvankelijk zou achten, de zaak zal worden teruggewezen naar de rechtbank.
A.
niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn ontnemingsvordering. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat het eventuele voordeel dat veroordeelde heeft genoten een voordeel is dat hij heeft genoten uit fiscale delicten. De bij de witwashandelingen betrokken geldbedragen hebben uitsluitend betrekking op voordeel dat is verkregen uit fiscale delicten, zodat het witwassen volledig voortvloeit uit de fiscale delicten en daar een uitvloeisel van is. Er is derhalve geen sprake van gelden uit andere strafbare feiten dan de gelden uit de fiscale delicten, zodat er een dusdanige verwevenheid met de fiscale delicten is dat ontneming niet mogelijk is.
B.
C.
D.
Wetboek van Strafrecht geen toepassing.”
E.
1 oktober 2013 ten aanzien van veroordeelde bewezen verklaard dat:
[de BV] op tijdstippen in de periode van 2 mei 2005 tot en met 27 oktober 2008 te Eindhoven en/of te Apeldoorn, , telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting ten name van [de BV] over het:
- eerste kwartaal 2005 en/of
- tweede kwartaal 2005 en/of
- derde kwartaal 2005 en/of
- vierde kwartaal 2005 en/of
- eerste kwartaal 2006 en/of
- tweede kwartaal 2006 en/of
- derde kwartaal 2006 en/of
- vierde kwartaal 2006 en/of
- eerste kwartaal 2007 en/of
- tweede kwartaal 2007 en/of
- derde kwartaal 2007 en/of
- vierde kwartaal 2007 en/of
- tweede kwartaal 2008 en/of
- derde kwartaal 2008
[de BV] op tijdstippen in de periode van 4 mei 2007 tot en met 29 augustus 2008 te Eindhoven en/of te Apeldoorn, telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de vennootschapsbelasting ten name van [de BV], over de jaren 2005 en 2006 onjuist heeft gedaan, immers heeft de [de BV] telkens opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Eindhoven en/of Apeldoorn, ingezonden aangiftebiljet vennootschapsbelasting over genoemde jaren een te laag belastbaar bedrag opgegeven, te weten 0 euro (nihil), terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
hij op tijdstippen in de periode van 21 juni 2007 tot en met 28 juli 2008 te Waalre en/of Veldhoven en/of te Apeldoorn, telkens tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2005 en 2006 onjuist heeft gedaan, immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar telkens opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Eindhoven en/of Apeldoorn ingezonden aangiftebiljetten Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over genoemde jaren een te laag bedrag opgegeven in de rubriek 'verzamelinkomen belastingplichtige', te weten 0 euro (nihil), terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
[de BV] in de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 september 2008, te Eindhoven en Veldhoven, telkens als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot:
- het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd en
- het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers, opzettelijk niet heeft bewaard,
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 september 2008, in Nederland, van een voorwerp, te weten een geldbedrag groot (in totaal) 368.022,- euro, gebruik heeft gemaakt,
F.
G.
H.
advocaat-generaal en de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep terugwijzing van de zaak verlangd. Daarom zal het hof de zaak, ingevolge artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, in de stand waarin zij zich thans bevindt, terugwijzen naar de rechtbank, zijnde thans de rechtbank Oost-Brabant, teneinde met inachtneming van ’s hofs arrest recht te doen.