Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.DSM Limburg B.V.,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 477424 \ CV EXPL 12-2242)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
Agreement on the Transfer of Activities Related to the Deployment of Personnel’). Tussen Sitech, DSM Limburg en de Vakorganisaties is op 15 september 2011 een overgangs-Cao overeengekomen, waarin, in aanvulling op de Sitech Cao, voor de periode vanaf 1 januari 2012 afspraken zijn neergelegd die onder meer zien op de winstdelings- en optieregeling en pensioen.
Zoals u bekend is per 1 januari 2009 de organisatie van Sitech Services B.V. geïmplementeerd.
PbEG17 juli 1998, L 201/88) en nog later door Richtlijn 2001/23/EG van 12 maart 2001 (
PbEG22 maart 2001, L 82/16; hierna: de richtlijn). De richtlijn heeft tot doel, ook bij verandering van eigenaar de continuïteit van de in het kader van een bedrijf bestaande arbeidsverhoudingen te waarborgen.
CLECE), met verwijzing naar, onder meer, HvJEG 18 maart 1986, 24/85, ECLI:NL:XX:1986:AC8669 (
Spijkers)en HvJEG 11 maart 1997, C-13/95, ECLI:NL:XX:1997:AG1499 (
Süzen).
d’Urso e.a.); HvJEG 26 mei 2005, C-478/03, ECLI:NL:XX:2005:AU1739 (
Celtec) en HvJEG 14 november 1996, C-305/94, ECLI:NL:XX:1996:AC3875 (
Rotsart de Hertaing).
Albron), waaruit volgt dat als vervreemder in de zin van de richtlijn ook kan worden beschouwd de tot een concern behorende onderneming waarbij de werknemers permanent zijn tewerkgesteld zonder door een arbeidsovereenkomst aan die onderneming te zijn gebonden hoewel er binnen dat concern een onderneming bestaat waaraan de betrokken werknemers wel door een dergelijke arbeidsovereenkomst zijn gebonden. Deze uitspraak komt in de kern erop neer dat niet de formele contractsband zonder meer beslissend is maar het feitelijk werkgeverschap.
Besi Mill). Ingeval de werknemer vrijelijk besluit de arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding niet met de verkrijger voort te zetten, is het aan de lidstaten te bepalen wat met de arbeidsovereenkomst dient te geschieden. Vgl. HvJEG 16 december 1992, C-132/91, C-138/91, C-139/91, ECLI:NL:XX:1992:AG0508 (
Katsikas e.a.), HvJEG 7 maart 1996, C-171/94, C-172/94 , ECLI:NL:XX:1996:AB9707 (
Merckx, Neuhuys) en HvJEG 24 januari 2002, C-51/00, ECLI:NL:XX:2002:AG7800 (
Temco). Bij gebreke van een specifieke wettelijke regeling in het nationale recht, geldt dat, indien de in de onderneming aangestelde werknemer niet in dienst van de verkrijger wenst te blijven, de arbeidsovereenkomst per het tijdstip van de overgang van rechtswege een einde neemt (vgl. HR 7 oktober 1988, ECLI:NL:HR:1988:AB9979, met verwijzing naar HvJEG 11 juli 1985, 105/84, ECLI:NL:XX:1985:AC2066 (
Foreningen), en HR 26 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5958), hetgeen naar het oordeel van het hof ook in overeenstemming is met de eisen van rechtszekerheid in verband met de verschillende bij een overgang van onderneming betrokken belangen. Het hof ziet, anders dan [geïntimeerde] bij gelegenheid van het pleidooi in eerste aanleg nog heeft gesteld (pleitnota i.e.a. p. 4, slot), in vermelde rechtspraak van het Hof geen grond om aan te nemen dat bij gebreke van een wettelijke regeling te gelden heeft dat een weigerachtige werknemer in dienst blijft bij de vervreemder en dat een nadere beëindigingshandeling zou zijn vereist.