Voor het geval de gestelde afspraak over het bedrag van € 27.000,- komt vast te staan, hebben [geintimeerde 1 c.s.] zich beroepen op dwaling. Zij stellen dat zij er vanuit zijn gegaan dat [appellante] daadwerkelijk een bedrag van (tenminste ) € 27.000,- in de woning van erflater had geïnvesteerd, maar volgens [geintimeerde 1 c.s.] is hen na bestudering van de beschikbare bewijsstukken gebleken dat door [appellante] veel minder in de woning is geïnvesteerd.
Naar het oordeel van het hof dient dit verweer te worden verworpen. De overeenkomst tussen [appellante] enerzijds en de overige erfgenamen anderzijds (indien deze komt vast te staan) moet worden gekwalificeerd als een vaststellingsovereenkomst, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld. Partijen waren het immers oneens over de hoogte van het aan [appellante] toekomende vergoedingsrecht en zij zijn na overleg uitgekomen op een bedrag van
€ 27.000,-.
Voor een dergelijke vaststellingsovereenkomst geldt dat partijen in beginsel geen beroep kunnen doen op dwaling ter zake van hetgeen waarover nu juist werd getwist of onzekerheid bestond (HR 15 november 1985 ECLI:NL:HR:1985:AC4400). In de onderhavige zaak betrof die twist/onzekerheid de hoogte van het aan [appellante] toekomende bedrag. Voor zover [geintimeerde 1 c.s.] bedoeld hebben te stellen dat door [appellante] ten aanzien van de door haar gemaakte kosten onjuiste mededelingen zijn gedaan dan wel informatie is achterhouden, hebben zij die stelling onvoldoende onderbouwd, hetgeen betekent dat de situatie waaromtrent is beslist in HR 1 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY3129 zich in dit geval niet voordoet. Het hof overweegt in dit verband het volgende. De bespreking tussen [appellante] en [geïntimeerde 5] over de hoogte van de vordering van [appellante] heeft plaatsgevonden op basis van een specificatie, opgesteld door [appellante], welke specificatie uitkwam op een bedrag van € 34.549,71 en op 12 februari 2010 door notaris [notaris 2.] aan [geïntimeerde 5] was toegezonden (producties 34 en 35 bij MvA).
De bedoelde specificatie heeft voor een deel, groot € 7.750,-, betrekking op “eten brengen-afwassen en wassen”. Voor het overige (een bedrag van € 26,799,71) vermeldt de specificatie investeringen in de woning van erflater. Dat de daarmee gepaard gaande werkzaamheden en aankopen niet daadwerkelijk zouden hebben plaatsgevonden is door [geintimeerde 1 c.s.] niet gesteld. Evenmin stellen zij dat de hoogte van de opgevoerde bedragen onredelijk zou zijn.
Zij stellen alleen dat de twee facturen van 14 juli 2006 en 6 februari 2006 van Betonfabriek [Betonfabriek] & Zn (gevoegd bij productie 2 bij de inleidende dagvaarding), groot respectievelijk € 2.881,58 en € 3.614,62, beide bedragen incl. btw, zijn geantedateerd, dat voor 54,5 uur zwart is gewerkt en dat de btw niet is afgedragen (proces-verbaal comparitie van partijen van 4 oktober 2011).
[appellante] heeft hieromtrent verklaard (proces-verbaal comparitie van partijen) dat de voormelde kosten van Betonfabriek [Betonfabriek] & Zn (het bedrijf van haar echtgenoot) destijds, tijdens het leven van erflater, niet zijn gefactureerd maar dat na het overlijden van erflater, op advies van de notaris, alsnog is gefactureerd en dat de facturen overeenkomstig de boekhouding van het bedrijf zijn opgemaakt.
Naar het oordeel van het hof kan, mede gelet op dit verweer van [appellante], de stelling van [geintimeerde 1 c.s.] dat door [appellante] onjuiste inlichtingen zijn verstrekt of informatie is achtergehouden, niet worden aanvaard.
[geintimeerde 1 c.s.] hebben in hoger beroep in het kader van hun beroep op dwaling nog aangevoerd (punt 87 MvA) dat niet gebleken is dat [appellante] de hier bedoelde kosten daadwerkelijk heeft betaald.
Het hof acht deze opmerking, die voor het eerst in hoger beroep is gemaakt, te onbepaald om te kunnen oordelen dat van dwaling bij het aangaan van de overeenkomst sprake is geweest.
Het hof is op grond van het voorgaande vooralsnog van oordeel dat het beroep van [geintimeerde 1 c.s.] op dwaling moet worden verworpen. Een definitief oordeel op dit punt zal door het hof worden gegeven ná de getuigenverhoren.