In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1989 en wonende te Grave, was eerder veroordeeld voor diefstal en mishandeling. Het hof heeft het hoger beroep behandeld naar aanleiding van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis van de eerste rechter wordt bevestigd, terwijl de verdediging vrijspraak voor de diefstal heeft bepleit en matiging van de straf voor de mishandeling.
Het hof heeft de tenlastelegging in twee zaken beoordeeld: de diefstal van een geldbedrag van 4.000 euro en de mishandeling van een persoon. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het geld heeft weggenomen uit de portemonnee van de moeder van haar vriend, en dat zij opzettelijk een persoon heeft mishandeld door haar haar te trekken. Het hof heeft de verklaringen van getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele tegenstrijdigheden, en heeft geconcludeerd dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten.
De strafmaat is bepaald op 50 uur taakstraf, subsidiair 25 dagen hechtenis. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. Het hof heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en heeft het vonnis van de eerste rechter vernietigd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. A.R.O. Mooy als voorzitter.