ECLI:NL:GHSHE:2014:1374

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 mei 2014
Publicatiedatum
14 mei 2014
Zaaknummer
20-002645-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en mishandeling met alternatieve scenario's

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1989 en wonende te Grave, was eerder veroordeeld voor diefstal en mishandeling. Het hof heeft het hoger beroep behandeld naar aanleiding van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis van de eerste rechter wordt bevestigd, terwijl de verdediging vrijspraak voor de diefstal heeft bepleit en matiging van de straf voor de mishandeling.

Het hof heeft de tenlastelegging in twee zaken beoordeeld: de diefstal van een geldbedrag van 4.000 euro en de mishandeling van een persoon. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het geld heeft weggenomen uit de portemonnee van de moeder van haar vriend, en dat zij opzettelijk een persoon heeft mishandeld door haar haar te trekken. Het hof heeft de verklaringen van getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele tegenstrijdigheden, en heeft geconcludeerd dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten.

De strafmaat is bepaald op 50 uur taakstraf, subsidiair 25 dagen hechtenis. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. Het hof heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en heeft het vonnis van de eerste rechter vernietigd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. A.R.O. Mooy als voorzitter.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002645-13
Uitspraak : 14 mei 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 13 augustus 2013 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-087835-12 en 01-208535-12, tegen

[verdachte]

geboren te Grave op[geboortedag] 1989,
wonende te [adres]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van
diefstal (parketnummer 01-087835-12) en
mishandeling (parketnummer 01-208535-12) veroordeeld tot
50 uur taakstraf subsidiair 25 dagen hechtenis.
Voorts heeft de eerste rechter beslist over schadevergoeding voor de benadeelde partij.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal bevestigen.
Door de verdediging is ten aanzien van de diefstal vrijspraak bepleit en voorts matiging van de straf ten aanzien van de mishandeling.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg, ten laste gelegd dat:
zaak met parketnummer 01-087835-12:zij op één of meer tijdstippen in de periode van 14 oktober 2011 tot en met 14 november 2011 te Uden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 4.000 euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
zaak met parketnummer 01-208535-12 (gevoegd):zij op of omstreeks 14 augustus 2012 te Uden opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 2]) heeft Mishandeld, door aan haar haar te trekken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 01-087835-12 en in de zaak met parketnummer 01-208535-12 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 01-087835-12:zij op een tijdstip in de periode van 13 november 2011 tot en met 14 november 2011 te Uden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan[slachtoffer 1];
zaak met parketnummer 01-208535-12 (gevoegd):zij op 14 augustus 2012 te Uden opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 2]) heeft mishandeld, door aan haar haar te trekken, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Door de verdediging is aangevoerd dat de afgelegde getuigenverklaringen in de zaak met parketnummer 01-087835-12, onbetrouwbaar zijn, nu zij op vele punten verschillen en tegenstrijdig zijn en de getuigen, zijnde familieleden, bovendien twee maanden de tijd hebben gehad om hun verhaal op elkaar af te stemmen. Voorts is er, aldus de raadsvrouwe, geen bewijs voor de wegnemingshandeling door verdachte.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Uit de bewijsmiddelen is het hof gebleken dat aangeefster op 13 november 2011 ’s avonds het geld heeft geteld dat in haar portemonnee zat en waarin de opbrengst van haar café werd bewaard. Omdat zij al enkele keren geld mistte uit die portemonnee heeft zij, samen met haar man, alle bankbiljetten gemerkt met een speld door een gaatje te prikken in het cijfer 0. Zij heeft de bewuste portemonnee in de avond van 13 november 2011 teruggelegd in de kast in de keuken, waar de portemonnee altijd lag. De volgende ochtend om 09.30 uur heeft zij het geld opnieuw geteld en toen miste zij 600 euro. Verdachte verbleef regelmatig in de woning van aangeefster, aangezien zij verkering had met de zoon van aangeefster, [naam zoon aangeefster]. Ook die bewuste nacht van 13 op 14 november 2011 heeft verdachte in de woning van aangeefster geslapen. De volgende morgen werd haar vriend [naam zoon aangeefster] wakker gemaakt door zijn moeder, die hem vertelde dat er geld weg was uit de portemonnee. Verdachte was op dat moment al weg. [naam zoon aangeefster] heeft haar toen gebeld en gevraagd of hij geld van haar kon lenen. [naam zoon aangeefster] is naar verdachte toe gegaan en ontving van haar bankbiljetten die waren voorzien van een gaatje door het cijfer 0 zijnde eenzelfde merkje als aangeefster eerder had aangebracht. [naam zoon aangeefster] en verdachte zijn naar de woning van aangeefster toe gegaan en daar heeft verdachte uit haar beha een aantal bankbiljetten gehaald, die op dezelfde wijze waren gemerkt. In de nacht van 13 op 14 november 2011 waren er, buiten aangeefster, haar man, haar zoon en verdachte, geen andere personen in de woning.
Nu verdachte de gelegenheid had om het geld te stelen, kort na de diefstal in het bezit was van gestolen bankbiljetten en uit het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden dat verdachte op een andere manier deze bankbiljetten heeft verworven, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die de gemarkeerde bankbiljetten uit de portemonnee van aangeefster heeft gehaald. De door de verdediging opgeworpen mogelijkheid, dat wellicht één van de gezinsleden van aangeefster de bankbiljetten heeft weggenomen en verdachte daarvan de schuld heeft willen geven, geeft geen verklaring voor het feit dat verdachte gemarkeerde bankbiljetten in haar beha had zitten.
Dat de verschillende getuigenverklaringen op onderdelen niet met elkaar overeenstemmen kan, naar het oordeel van het hof, gelegen zijn in het feit dat deze verklaringen pas twee maanden na het voorval zijn afgelegd en de getuigen de details niet even helder meer voor ogen stonden. Op het essentiële punt dat verdachte gemerkte bankbiljetten in haar portemonnee en in haar BH had wijken deze verklaringen niet van elkaar af. Het hof acht deze verklaringen dan ook betrouwbaar.
Hetgeen door de verdediging verder nog is aangevoerd doet naar het oordeel van het hof aan het bovenstaande niet af.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-087835-12 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 01-208535-12 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de straftoemeting heeft het hof in het bijzonder rekening gehouden met de omstandigheid dat bij de bewezen verklaarde diefstal verdachte het geld heeft gestolen uit de portemonnee van de moeder van haar toenmalige vriend, in wiens huis zij op dat moment woonde. Het hof rekent verdachte zwaar aan dat zij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in haar stelde.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte ter zake soortgelijke strafbare feiten nog niet eerder is veroordeeld.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.800,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien niet duidelijk is welk deel van het gevorderde bedrag aan verdachte kan worden toegerekend en welk deel reeds door haar is geretourneerd. De vordering is in die zin onvoldoende onderbouwd. Teneinde hieromtrent duidelijkheid te verkrijgen zou nader onderzoek moeten worden verricht, hetgeen naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van dit strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-087835-12 en in de zaak met parketnummer 01-208535-12 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 01-087835-12 en in de zaak met parketnummer 01-208535-12 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. A.R.O. Mooy, voorzitter,
mr. F. van Es en mr. J.G. Sillevis Smitt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw. C.M. Sweep, griffier,
en op 14 mei 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Sillevis Smitt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.